Ooit werd mij op de Jawaharlal Nehru University in New Delhi gevraagd hoe het kan dat een klein land als Nederland zo rijk kan zijn dat ze een groot land als India konden steunen met ontwikkelingsgelden. India is qua oppervlakte 80 keer groter dan Nederland en heeft 73 keer meer inwoners. Inmiddels heeft India de hulprelatie met Nederland verbroken.
Parabel
Ik land met negen anderen als schipbreukeling op een klein eiland. Tom Hanks is erbij. Na enkele dagen kom ik erachter dat niemand geld bij zich heeft totdat ik tussen het aangespoelde puin een rupee vind. Ik ren naar de anderen en roep dat ik de rijkste van het eiland ben. Tom zegt dat dit alleen geldt als we de rupee legitimeren als betaalmiddel op het eiland. Na algemene stemming wordt dit voorstel aangenomen. Ik verstop het muntstuk door het te begraven in het strand. Een week lang ligt het daar. Een week lang ben ik de rijkste man van het eiland. Maar er gebeurt niks, geen handel, geen economie. Het muntstuk heeft een week lang geen waarde.
Na een week graaf ik de rupee weer op en loop naar Tom. ‘Tom, wil jij in die boom klimmen, een kokosnoot er uit halen en aan mij geven? Dan krijg jij deze rupee’. En daar gaat Tom. De boom in. Nadat ik de kokosnoot verorberd heb, vraagt Tom aan iemand anders om een gezicht op zijn volleybal te schilderen voor één rupee. Zo gaat de munt van hand tot hand en na negen handen komt het weer bij mij terug. Het is dan tien keer uitgegeven. En elke keer dat het werd uitgegeven was het muntstuk één rupee waard. Wordt het een miljoen keer uitgegeven, dan is het één miljoen rupees waard. Hoe sneller het van hand tot hand gaat op het eiland, hoe meer de munt zijn waarde laat gelden.
Uiteindelijk ben ik met Tom en alle anderen weer terug in de civilisatie gekomen. Tom is terug gegaan naar zijn job als postpakketbezorger en regelmatig klokt hij tot op de seconde de snelheid van een verzending van Amerika naar de andere kant van de wereld.
Economische formule
De snelheid van de circulatie van valuta bepaalt de rijkdom. Circulatiesnelheid van economieën wordt onder andere bepaald door investeringen van banken en overheden. Worden gelden als het ware begraven in het strandzand of terug geïnvesteerd in de handen van mensen?
Economisttechnisch gezien zijn er enkele (zijdelingse) theorieën over dit onderwerp. De eerste betreft de Wet van Bodin die verklaart dat er een verband bestaat tussen prijzen en het hoeveelheid geld dat circuleert. De tweede betreft het Bruto Binnenland Product dat gelijk is aan de snelheid waarmee het geld circuleert, vermenigvuldigd met het geldvolume. Als de snelheid afneemt moet de volume toenemen. Ten derde bestaat er de formule van Fischer. Het aantal keren dat een geldbiljet per jaar van eigenaar wisselt noemt hij ‘velocity’. Als een biljet drie keer van eigenaar wisselt dan is de velocity 3. Wanneer een economie een waarde vertegenwoordigt van € 500 miljard terwijl er voor € 100 miljard aan geldvolume in de economie zit, dan is de velocity 5. Elke euro is dan gemiddeld vijf keer van eigenaar verwisseld. Fischer gebruikt de volgende formule:
MV = PT
M is de geldhoeveelheid; V is de circulatiesnelheid van het geld; ; P is de gemiddelde prijsindex; T is het aantal circulerende waren.
Als de prijzen dalen, heb je minder geldvolume nodig. Er is dan sprake van geldoverschot. Als je dit niet uit de circulatie neemt, dan heeft dat weer een negatief effect op prijzen.
Wat heeft dit met ontwikkelingssamenwerking te maken?
In het geval van Zimbabwe kun je stellen dat er een te veel geldvolume aanwezig is. Voor een dik pak geld koop je een ei op de markt. Banken investeren niet en houden het geld vast. De uitslag van velocity zal niet hoog zijn, wellicht negatief. Ontwikkelingswerk gaat altijd over sanitatie, vluchtelingen, voedsel, kinderarbeid, klimaat, bedreigde diersoorten, fairtrade en andere inkoppers. Wellicht kun je een antwoord op deze problematieken ook in een valutasysteem vinden.
Binnen corrupte overheden is het moeilijk om een gunstig investeringsklimaat te bespreken. Daarin ligt wel één van de oplossingen voor deze problematiek. Maar hoe los je corruptie op? Spreek elke ontwikkelingswerker hierover aan en ze zullen je vertellen ‘ dit land zal hier nooit uitkomen, ze zullen altijd corrupt blijven’. De corruptie-index van Transparency International geeft indicaties over landen. Misschien is het beter om landen te steunen die beter uit de bus komen in deze index.
Vele ontwikkelingslanden hebben een tweede, derde en vierde generatie valutacirculatie bestaande uit de euro, dollar en pond. Ze zijn volkomen autonoom ten opzichte van de eigen munt en verdringen hun plaats want daar waar bijvoorbeeld de dollar dicteert is geen plaats voor de eigen valuta. Importsubstitutie voor valuta lijkt me raadzaam.
De meest bezwaarlijke argumentatie is dat je met ontwikkelingsgelden valuta in een economie pompt en dus het geldvolume vergroot. Als dit zorgt voor geldoverschot dan heeft dat een negatieve invloed voor een economie. Je kunt je met recht de vraag stellen in hoeverre ontwikkelingssamenwerking dan eerder schadelijk is. Een land als Zimbabwe heeft per definitie een geldoverschot. Ontwikkelinggeld is hoe dan ook schadelijk. Ook al koop je ter plaatse een toilet voor een dorp. Een interessante stelling.
AUTHOR: Drs. H.R.J. Sluijter
URL: www.NL-Aid.org
E-MAIL: info [at] www.NL-Aid.org