Middageten Flossenbürg
N.a.v dit onderzoek verscheen op zaterdag 29-4-2017 een artikel van 2 pagina’s in het Brabants Dagblad (LEES DEZE VERSIE ONDERAAN).
Tot ver in de jaren ’70 ontvingen 1285 mensen, procentueel 25% van de verzetsgepensioneerden, onterecht een ‘buitengewoon pensioen’. Jaarlijks kostte dit de Nederlandse staat fl 63,5 miljoen. De meest bekende case betrof die van M.J. van de Ven uit Vught. Tijd voor een onderzoek. Een portret met nieuwe feiten en inzichten.
Een reconstructie van de oorlogsjaren vanuit het oogpunt van Van de Ven
Volgens een Verificatieformulier Rode Kruis van 5-11-1964 zou Van de Ven door de Gestapo in Duitsland het slachtoffer zijn van een vrijheidsberoving van 30-1-1943 tot 13-6-1945. De reden betreft het vervaardigen van pamfletten voor sabotagemogelijkheden en voorbereiding tot hoogverraad. Volgens een verklaring van het Centraal Afwikkelingsbureau Duitse Schade-Uitkeringen (CADSU) van 20 augustus 1963 is deze vrijheidsberoving als volgt op te splitsen:
- Polizeiprezidium Gestapo Dresden (VAN 30-1-1943, TOT 15-2-1943; 2e etage)
- Volksgerichtshof Muchanerplatz (VAN 15-2-1943, TOT 2-5-1943; 3e etage no.7)
- Mathilde gevangenis Dresden (VAN 2-5-1943, TOT 31-8-1944, cel 2)
- Gestapo Dresden (VAN 31-8-1944, TOT 25-9-1944)
- Kamp Flossenbürg (1) (VAN 25-9-1944, TOT 30-12-1944; nummer 32323)
- Buitenkommando Schlakkenwert bij Karlsbad (VAN 30-12-1944, TOT 12-4-1945; nummer 32323)
- Transport Dachau via Lobositz en Kralup (VAN 12-4-1945, TOT 10-5-1945; gevlucht op 29-4-1945)
(1) Concentratiekamp Flossenbürg met zijn 100 subkampen deed dienst als slavenarbeid in granietgroeven en in ‘Messerschmitt Bf 109’-fabrieken. Tussen 1936-1945 werden er in Duitsland van dit type vliegtuigen 30.573 gemaakt. In het concentratiekamp Flossenbürg hebben meer dan 97.000 mensen gevangen gezeten waarvan circa 30.000, voornamelijk door uitputting, overleden. In alle satellietkampen van Flossenbürg tezamen zaten in 1945 meer dan 40.000 mensen. Voor een hedendaags referentiekader: er werken 40.000 mensen bij Google.
Op het politiebureau van Den Bosch geeft Van de Ven op 3 december 1945 een verklaring af van 20 getypte A4’tjes over zijn periode in Duitsland. Op 7 december 1942 wordt hij door het Arbeidsbeurs te ’s-Hertogenbosch tewerkgesteld in auto- en pantserreparatiefabriek Haufem aan de Seidnitzerstrasse 3 te Dresden, Duitsland. Al snel wordt hij beschuldigd van hetze omdat hij beklag doet over lonen die niet uitbetaald werden. Dit is zijn eerste verweer jegens het regiem.
Twee maanden eerder op 27-8-1945 beschrijft Van de Ven in een ander zelfgeschreven verslag van 10 pagina’s hoe hij in trucks amorel en zand in de carters van motors stopt en bij treinen in de lagers van wagons waardoor de onderdelen vast lopen of in brand vliegen. De Staatsanwalt beschuldigt hem van ´Heimatfront ondermijnen en het front in de rug aanvallen´. Dit zou een persoonlijke belediging zijn voor Hitler, Goering en Goebbels. Van de Ven krijgt anderhalf jaar tuchthuisstraf.
Erna volgen zware verhoren, knuppelingen en martelingen waarbij twee keer zijn armen achter zijn rug gebonden wordt waarna hij er aan opgehangen wordt (de zogenaamde wipgalg of strappado). Van de Ven bezwijkt. Hij wordt tevens tot aan zijn nek in ijskoud water gezet (waar hij een levenslange reuma van opgelopen zou hebben), hij schrijft over circa 40 onthoofdingen per dag van medegevangenen en hij wordt in een cel gestopt van 4 bij 2 meter die gedeeld werden door 20 mensen.
Van de Ven beschrijft vervolgens tot in detail de verschrikkingen in Flossenbürg die op deze plaats geen herhaling behoeven.
Tijdens een transport dat via Praag naar Dachau zou verlopen probeert hij te vluchten maar wordt hij door een bloedhond in zijn been stevig gebeten. Echter, 5 dagen later lukt het hem bij een tweede poging, tezamen met 22 anderen, om zich te ontdoen van de Hitlerjugend die op wacht staan. Over de Hitlerjugend schrijft hij: ‘Ze telden tot 10 en de 10e werd doodgeschoten. Zo telkens weer opnieuw. Ik was tweemaal de 9e. Ik was in doodangsten, dat ik er ook bij zou zijn. Het was ‘prijsschieten’. Men kon zich niet weren. De mensen waren verschrikkelijk zwak, ik ook. Als we over een spoorlijn moesten en er lag een steen, moest ik er voor omlopen omdat ik te zwak was om over de steen heen te stappen.’
Een reconstructie van de oorlogsjaren vanuit het oogpunt van het G.O.I.W.
Op 14 december 1945 wordt door de Gemeenschap Oud Illegale Werkers (G.O.I.W.) tegen Van de Ven aangifte gedaan als bedoelt in artikel 18 van het Tribunaalbesluit. Er lijken gegronde redenen te zijn dat Van de Ven afbreuk heeft gedaan aan het verzet tegen den vijand en diens handlangers door op 13 juli 1942 door:
A. te solliciteren als chauffeur bij de Wehrmacht;
B. te hebben gewerkt bij de firma De Bruin te Vught (27-7-1942, werk Waffen-SS);
C. vrijwillig te hebben gewerkt in Duitsland bij Reichsverkehrmin, Berlin (vertrokken 26-8-42).
Als bewijs kan worden overlegd:
- Voor het onder a. vermelde: Inschrijvingsformulier van het Gewestelijk Arbeidsbureau ’s-Bosch;
- Voor het onder b. vermelde: Bewijs van inschrijving aan het Gewestelijk Arbeidsbureau ’s-Bosch;
- Voor het onder c. vermelde: Uitzending naar Duitschland formulier.
Dit formulier is door Van de Ven zelf ingevuld 13-7-1942. Hij schrijft bij gezochte betrekking (alle citaten in dit artikel betreffen inclusief schrijffouten): ‘Chauffeur bij de Wehrmacht of wel bij particulieren baas in Duitschland expeditie dienst op binnen en buiten land liefst Nederland – Duitschland’. Bij bijzonderheden schrijft Van de Ven: ‘Liefst blijf ik in Nederland of Duitschland daar ik nog een enkele keer een oproeping van de Rijksverzekeringsbank krijg voor een keuring van een ongeval wat ik gehad heb en waardoor mijn rechterduim stijf is.’ Alles netjes ondertekend.
Van de Ven is het met de beschuldigingen niet eens en hij schrijft op 29 november 1945: ‘(…) dat het beest dood is, doch dat de geest der nazi’s nog in vele voort leeft’.
Andere bronnen melden dat hij in 1941/1942 als vrachtwagenchauffeur voor de firma Van Boxtel heeft gewerkt en voor de firma Gillis te Rijen. Beide firma’s werkten voor de Wehrmacht.
Jaren 70
Onderscheiding
In april 1971 ontvangt Van de Ven het ‘Kruis Van Federatie Van Europese Oud-Strijders’, beter bekend als ‘Croix De La Confédération Européenne Des Anciens Combattants’. De onderscheiding heeft echter geen officiële status en militairen in actieve dienst mogen deze onderscheiding niet opspelden.
Erna lijkt Van de Ven tegen de lamp te lopen vanwege het onrechtmatig aanvragen van een verzetspensioen want zijn verzetsverleden zou een zelfverzonnen illusie zijn. Van 1975 tot 1980 werd uitvoerig in de Nederlandse pers over bedoelde kwestie gepubliceerd: kranten, magazines en zelfs Tros Aktua TV. Voor Politiek Den Haag werd het een langslepende affaire.
Stakeholders
- De kranten waren in de jaren 70 niet mild. Om u een idee te geef citeer ik in chronologische volgorde enkele frases, die ik gemakshalve naar eigen inzicht heb vereenvoudigd om het leesbaarder te maken:
- ‘Een onderzoek in West- en Oost-duitse archieven, bracht tot nu toe aan het licht dat Van de Ven niet voortkomt in de nauwkeurige bewaarde Gestapo-archieven en dat men ook geen processtukken ‘wegens hoogverraad’ tegen hem kan terugvinden in Dresden. Wat blijft daar dus van over?’ (Zondagsnieuws, 20 november 1975)
- ‘Enkele honderden leden van het voormalige verzet zijn dinsdag niet op het dag van het verzet geweest. Zij protesteerde daarmee tegen de aanwezigheid van Van de Ven.’ (Helmonds Dagblad, Sept. 1976)
- ‘Nep-verzetsman loog fl 1 miljoen bij elkaar maar Stichting 1940-1945 blijft hem beschermen.’ (De Telegraaf, 5-7-1977)
- ‘Nader onderzoek tot in Duitsland herleidt de overlegde papieren tot het feit dat betrokkene tot augustus 1942 vrijwillig voor de Duitsers werkte op vliegveld Gilze-Rijen, zich vervolgens vrijwillig meldde voor werk in Duitsland, waar hij in 1943 wegen het stelen van een baal koffie tot anderhalf jaar gevangenisstraf werd veroordeeld, die hij in de gevangenis in Dresden heeft uitgezeten’. (De Telegraaf, 5-7-1977)
- ‘De Brabander wordt beschuldigd van het jaarlijks ten onrechte innen van tachtig mille buitengewoon pensioen.’ (Volkskrant, 6-7-1977)
- ‘Het NVR zeggen in hun rapport dat Van de Ven fraude heeft gepleegd, door valsheid in geschrifte, waarin hij door de toenmalige Duitse justitie werd beschuldigd van sabotage en verraad.’ (Volkskrant, 6-7-1977)
- ‘Een analyse van de door de Vughtenaar zelf opgegeven verzetsdaden liet volgens verzetsmensen geen spaan van deze opgave heel.’ (Nieuwsblad Van Het Zuiden, 4-4-1978)
- ‘Dit is erger dan bankroof want het blijft elke dag gewoon doorgaan.’ (Nieuwsblad Van Het Zuiden, 4-4-1978)
- ‘De procureur-generaal stelde een diepgaand onderzoek in. De conclusie van de procureur-generaal was dat het onmogelijk te bewijzen is dat de Vughtenaar in de oorlog strafbare feiten heeft gepleegd.’ (Helmonds Dagblad, 19-7-1979)
- ‘Kort voor hem het lidmaatschap van de Expogé werd ontnomen, is hij door de Nationale Federatieve Raad van het Verzet (NFR) ook als lid geroyeerd.’ (Nieuwsblad Van Het Zuiden, 20-10-1979)
- ‘Tussen staatsecretaris Kraayeveld-Wouters van CRM en de Buitengewone Pensioenraad in Heerlen bestaat hierover kritisch contact.’ (Nieuwsblad Van Het Zuiden, 20-10-1979)
- ‘Tweede Kamerleden die ook de zaak kritisch volgen zijn de heren J. Worrel en J. Voogd van de PvdA, mevrouw A. Kappeyne van de Coppello en de heer A. Ploeg van de VVD en mevrouw Dien Cornelissen van het CDA.’ (Nieuwsblad Van Het Zuiden, 20-10-1979)
- ‘Verzetspensioen Van de Ven terecht.’ (Helmonds Dagblad, 5-9-1980)
- ‘Velen genieten ten onrechte verzetspensioen.’ (De Telegraaf, 13-3-1980)
- Een selectie uit de papieren media en in chronologische volgorde kunt u in twee delen downloaden:
- De Nederlandse Vereniging van Ex-Politieke Gevangenen, afgekort met Expogé, is op 28 september 1945 opgericht door verzetsmensen uit WOII. In 2010 is de vereniging opgeheven. Zij vinden dat van den beginne het uitgangspunt is geweest, dat er duidelijk bewijzen op tafel moesten worden gelegd om te bepalen of iemand tot het verzet kan worden gerekend. Het is niet zo dat andere partijen het tegendeel moet bewijzen. Iemand kan lid zijn van Expogé indien hij/zij voor of tijdens de oorlog van 1940-1945 door gezindheid en houding actief en zonder winstbejag heeft meegewerkt aan het verzet tegen de vijand en diens handlangers en tengevolge daarvan in gevangenschap is geraakt. Expogé vindt het aannemelijk dat Van de Ven vrijwillig in Duitsland is gaan werken, geen sabotage of hoogverraad heeft gepleegd en niet invalide is geraakt door een concentratiekamp. In 1950 of daaromtrent heeft Van de Ven een auto-ongeval gehad. Hij werd van februari 1943 tot september 1944 in gevangenschap gehouden wegens zijn branieachtige en onrustveroorzakend gedrag. Echter, Van de Ven is geballoteerd door de Nationale Unie van Oud-Gevangenen in 1945, en door Expogé in 1950 en in 1967. De staatssecretaris van CRM (Cultuur, Recreatie en Maatschappelijk Werk) en de Buitengewone Pensioenraad verklaren dat er geen aanleiding is om zijn pensioen in te trekken. Dit is voor Expogé het bewijs dat een royement niet aan de orde is. Voor een royement zijn twee dingen nodig: verzet/gevangenschap ontbreken en onwaardig gedrag tijdens de bezettingsjaren. Hiervan is geen sprake. Door deze zaak ontstaat er een afscheidingsbeweging vanuit Expogé onder de naam VLUG.
- Vereniging van Lotgenoten uit het Gevangengenomen Verzet 1940-1945, afgekort met VLUG 40-45 is o.a. opgericht door W.C.H. Habets. VLUG 40-45 is ontstaan uit ongenoegen over het beleid van bestaande organisaties van het voormalig verzet, te weten Expogé. Volgens Habets houdt Expogé enkele leden waaronder Van de Ven de hand boven het hoofd. De organisatie noemt Van de Ven in een informatiebulletin een pseudoverzetsman die middels antigedateerde/vervalste verklaringen en het verzamelen van handtekeningen onder valse voorwendselen niet alleen zijn werkelijke activiteiten tijdens de bezettingsjaren geheel heeft verduisterd maar ook zinspeelde op verkeerde intenties waarmee hij een buitengewoon pensioen als verzetsheld heeft weten te verwerven. Met behulp van getuigen in Gilze-Rijen, Vught, Mülheim en Dresden is een reconstructie van het oorlogsverleden van Van de Ven gemaakt en niet één persoon heeft een verklaring ten gunste van Van de Ven afgelegd. VLUG 40-45, met Habets als vaandeldrager, laakt met name de doofpotcultuur van Stichting 40-45. De Stichting heeft volgens Habets een ‘waardigheids- en verzetsverklaring’ ten gunste van Van de Ven afgegeven op basis van één verklaring, terwijl het Commissariaat voor Oorlogsschade van het Ministerie van Financiën in september 1950 reeds verklaarde dat er geen sprake is van binnenlands verzet door Van de Ven.
-
De Nationale Federatieve Raad van het Voormalig Verzet Nederland, afgekort met NFR-VVN, is op 13 december 1947 opgericht en tevens in 2010 wegens vergrijzing opgeheven. De NFR-VVN is een federatie van lokale verenigingen van oud-verzetsstrijders. Het doel van de vereniging was zich in te zetten voor rechtsherstel van oorlogsgetroffenen, zorg te dragen voor oud-verzetsstrijders of hun nagelaten betrekkingen die tijdens de bezetting schade hebben geleden, en zich in te zetten voor zuivering en berechting van oorlogsmisdadigers. Op 4 november 1976 geven ze A.O. van Soest (officier bij de Koninklijke Marechaussee, oorlogsvrijwilliger bij de Nederlandse Binnenlandse Strijdkrachten) en C. Klaasse opdracht tot onderzoek. Wat volgt is een rapport van 13 pagina met een dik pakket aan bijlagen, o.a. met getuigenverklaringen van mensen en organisaties in Nederland en Duitsland. Één van de kerndocumenten betreft het vervalsen van de aanleiding tot Van de Ven’s arrestatie door de Gestapo. Op 22 november 1943 schrijft de Generalstaatsanwalt Dresden aan de moeder van Van de Ven een brief naar aanleiding van haar gratieverzoek. Daarin staat dat gratie onmogelijk is ‘da es geht um Hochverrat’. Dit is vreemd en wel om drie redenen. Ten eerste waren gratieverzoeken gedurende WOII inzake hoog- en landverraad voorbehouden aan de ‘Führer und Reichskansler’. Ten tweede omdat de taal niet klopt. Op 1 maart 1977 verklaart een taaldeskundige dat het geen goed Duits betreft. De woordvolgorde is onjuist. In een bijzin moet in het Duits de persoonsvorm achteraan, aan het einde van een zin, staan. Dus, ‘da es sich handelt um…’. De gebruikte woordvolgorde door Van de Ven is typisch Nederlands of Engels. Idiomatisch is de constructie ‘es geht um’ in de betekenis van ‘het gaat om’, ‘het betreft’ niet juist. Het toonaangevende stijlwoordenboek uit die tijd ‘Still-Duden’ geeft ‘es geht um’ slechts in deze volgorden: ‘es geht um alles’ (op het spel staan) en ‘jeder weiss, worum es geht’ (te doen zijn om). De betreffende zinsnede past tevens qua stijl en woordkeuze niet in de tijd en woordkeuze van de Duitse instanties omdat het geen ambtelijke taal betreft. Ten derde is ‘da es geht um Hochverrat’ in een ander lettertype geschreven dan de rest van de brief. Van Soest/Klaasse kunnen de aanleiding van Van de Ven’s arrestatie en zijn daden van verzet niet doorgronden en getuigen/instanties spreken dit eerder tegen. Toch komt er een opmerkelijke conclusie. Naar aanleiding van dit onderzoek schrijft voorzitter C.C. van den Heuvel uit naam van het hoofdbestuur van NFR-VVN: ‘Het hoofdbestuur NFR-VVN is van oordeel dat de thans aanwezige gegevens over v.d. Ven niet voldoende de conclusie van het rapport Van Soest/Klaasse rechtvaardigen en dat daarom royement van Van de Ven niet in overweging kan worden genomen. (…) Tenslotte spreekt het hoofdbestuur zijn teleurstelling en afwijzing uit over het optreden van oud-verzetsstrijders, die op laakbare wijze activiteiten tegen Van de Ven hebben ontplooid. Zij zijn daarbij ver buiten de grenzen gegaan van reacties van oud-verzetsstrijders op naar hun mening onjuiste toekenning van buitengewoon pensioen. Hun activiteiten heeft bijgedragen tot het verscherpen van tegenstellingen tussen oud-verzetsstrijders en tot schade aan het aanzien van het voormalige verzet.’ Van de Ven zou fl 1 miljoen aan uitkeringen opgestreken hebben. Het onderzoek van Van Soest/Klaassen kostte fl 1,1 miljoen.
- De Buitengewone Pensioenraad werd in 1947 opgericht als onderdeel van de uitgevaardigde Wet Buitengewoon Pensioen 1940- In 1990 ging de Buitengewone Pensioenraad op in de Pensioen- en Uitkeringsraad. Als taak had de raad het berekenen en uitbetalen van pensioenen van oorlogsslachtoffers. Met ingang van 1 januari 1970 werd per wetswijziging geregeld dat bij de vaststelling van oorzakelijk verband tussen de invaliditeit en het verzetsverleden de omgekeerde bewijslast gold. Dit betekende dat het verband werd voorondersteld, tenzij bewezen kon worden dat de ziekten en/of gebreken niet het gevolg waren van de oorlogsomstandigheden. Van de Ven zou invalide zijn geraakt op transport naar Dachau. Van de Ven: ‘Op 19 april (1945 -red) ging ik op transport naar Dachau. Poging tot ontsnapping op een station mislukte. Een bloedhond beet mij tot invalide.’ Op 15 juni 1976 verklaart de Buitengewone Pensioenraad dat ze ‘(…) geen aanleiding heeft gevonden het aan de heer M.J. van de Ven te Vught verleende buitengewoon pensioen in te trekken’.
-
Tweede Kamerlid J.W. Spinks
Politiek Den Haag boog zich meerdere keren over de zaak. Tekenend is de verklaring van Tweede Kamerlid J.W. Spinks (kamerlid 1971-1977): ‘De Staatslicher Archiv Verwaltung in de D.D.R. verklaart echter dat v.d. Ven niet voorkomt in de registratie van hoogverraders en hoogverraadprocessen. Sterker nog, zijn naam komt helemaal niet voor in hun administratie terwijl dit archief als zeer volledig bekend staat. Zij hebben echter noch van Buitengewone Pensioenraad noch van de Stichting 1940-1945 ooit een verzoek om inlichtingen ontvangen. Integendeel, de Stichting neemt in een rapport alles klakkeloos voor waar aan. (…) Blijkens de personeelsadministratie van de thans nog bestaande firma Tengelman te Mülheim werkte hij daar vrijwillig van 11 december 1942 tot 27 januari 1943. Op die laatste datum tekent hij bij Tengelman zijn ontslagpapieren. Maar de Stichting zegt, dat hij medio januari 1943 op het Arbeidsbureau is en op 29 januari 1943 op het station staat om onder geleide van een met name genoemde SD’er naar Duitsland te vertrekken. Vreemd, want op 29 januari 1943 wordt hij al te Dresden gearresteerd. Nu komen de bewijzen voor de veroordeling wegens hoogverraad, een brief van de Rijkskommissaris en een brief van de Generalstaatsanwalt. (…) Het meest opvallend is echter de laatste regel van de eerste alinea: “da es geht um Hochverrat”. Dat is geen schrijfduits en zeker geen ambtelijk Duits. E.e.a. is bevestigd door ambtenaren van de Duitse justitie. Gelukkig is er echter ook nog een Duitse instantie die tenminste nog één zin van hem kon bevestigen n.l. de International Tracing Service te Arolsen. Uit dat archief blijkt dat hij in november 1944 in Kamp Flossenbürg is afgeleverd, echter zonder proces. (…) Op 29 april 1945, zo blijkt uit hun documenten, tekent hij te Leimeritz (het huidige Litomerice) voor zijn bevrijding door de Amerikanen. Geen Praag, geen Dachau, geen Russen. Nu is de kortste weg van Flossenbürg naar Dachau ook niet bepaald over Praag. Bovendien konden de Duitsers in die tijd hun treinen wel beter gebruiken dan voor het vervoer van gevangenen.(…) Een mislukte ontvluchtingspoging tijdens dat transport, toe maar. Er zijn er meer gedaan, maar die lui leefden daarna meestal nog maar een paar minuten, zo geen seconden.’
-
Stichting 1940-1945 voert wetten uit die financiële ondersteuning bieden aan slachtoffers van de Tweede Wereldoorlog. Het doel is de zorg voor de nabestaanden van overleden verzetsdeelnemers en de zorg voor invalide geworden verzetsdeelnemers. ‘Voor beide groepen moest een wettelijke regeling worden getroffen. Die regeling kwam er in 1947, met de totstandkoming van de Wet Buitengewoon Pensioen 1940-1945 (WBP).Deze wet voorziet in pensioenen voor de nabestaanden van omgekomen deelnemers aan het verzet in Nederland en voor verzetsmensen die als gevolg van hun deelname aan het verzet in Nederland invalide zijn geworden.’ (BRON https://www.st4045.nl/wet-buitengewoon-pensioen). Op 12 januari 1950 gaf Stichting 1940-1945 voor Van de Ven een verzetsverklaring af en in 1951 kende de Buitengewone Pensioenraad een pensioen toe. In 1975 stelde Stichting 1940-1945 naar aanleiding van de commotie in de media een onderzoek in over Van de Ven’s verzetsverleden. Zowel P. Versteeg, Hoofdafdeling Verzetsdeelnemers en Vervolgden van Stichting 1940-1945 als dr. Mr. N.H. Wiarda, Voorzitter Buitengewone Pensioenraad, zagen geen aanleiding om de betreffende verklaringen en pensioen in te trekken. Van Soest/Klaasse deden in 1976/1977 namens de NFR-VVN een onderzoek met andere conclusies. Dientengevolge volgde een allesbeslissend onderzoek door de Buitengewone Pensioenraad, het Gerechtshof in Den Bosch en Stichting 1940-1945. Men kwam tot de conclusie dat na alle bescheiden te hebben ingezien en alle getuigen te hebben gehoord, de conclusie van 1950 en 1951 terecht was. Tweede Kamerlid J.W. Spinks is allerminst tevreden over de stichting (zie vorige bulletpoint) en zegt dat de stichting een verklaring afgeeft die door Van de Ven zelf geschreven is. Van Soest/Klaasse bekritiseren het feit dat de stichting in Duitsland geen onderzoek heeft gedaan. Stichting 1940-1945 bekritiseerd het onderzoek van Van Soest/Klaasse omdat het is uitgevoerd door twee ex-marechaussees en niet door juristen. Daardoor zouden er verkeerde conclusies getrokken worden. De stichting is van mening dat Van de Ven verzet heeft gepleegd en dat hij als gevolg van de oorlog invalide is geraakt.
-
Het Centraal Afwikkelingsbureau Duitse Schade-Uitkeringen kortweg CADSU, werd bij besluit van de minister van Financiën van 25 juli 1959 nr. 53 met ingang van 1 september 1959 ingesteld. Het CADSU heeft als doel het ondersteunen van individuele belanghebbenden bij de gecoördineerde indiening van claims wegens geleden materiële schade en het hiervoor verkrijgen van een zo hoog mogelijke vergoeding. Van de Ven valt onder het Afwikkelingsbureau Concentratiekampen. Volgens het CADSU heeft Van de Ven pamfletten vervaardigd voor sabotagemogelijkheden en zijn er voorbereidingen tot hoogverraad. Bewijzen worden niet geleverd.
- De laatste stakeholder zijn de aanhoudende roddels. Mijn onbezonnen jeugd ligt in de jaren 70 en 80 in genoemde woonplaats. In die jaren waren de perikelen van Van de Ven door heel Vught een decennia lang gesprek aan de keukentafels. Van de Ven zou als collaborateur verwikkeld zijn in obscure zaken omtrent Kamp Vught waarbij Joden benadeeld werden voor eigen winstbejag, hij zou onder de vlag van de Wehrmacht Joden door Brabant en Gelderland hebben getransporteerd, hij zou zichzelf opzettelijk in zijn been geschoten hebben om aanspraak te maken op een uitkering en hij zou zijn aanvraag voor een verzetspensioen bij elkaar gekocht en gelogen hebben. Terwijl anderen hard werkten om rond te komen, kon Van de Ven met zijn uitkering en pensioen vanuit zijn luie stoel een florerend bedrijf oprichten. De spanningen waren zo verhit dat getuigen uit angst hun mond hielden. Ik heb Vught al 30 jaar achter mij gelaten en toen ik terug kwam bleek dat mensen nog steeds met schande over de zaak spraken. Maar zijn de aanhoudende roddels conform de werkelijkheid?
Nieuwe bevindingen
Bevestiging
Het International Tracing Service (ITS) in Duitsland heeft een archief met 50 miljoen documenten over zo’n 17,5 miljoen nazi-slachtoffers, waaronder Arbeitseinsatz, Holocaust en Displaced persons. In 2013 zijn de documenten in de werelderfgoed van Unesco opgenomen. Op 17 januari 2017 ontvang ik van ITS een bericht.
Onderzochte persoon heeft volgens ITS in Duitsland gewerkt bij Tengelmann en is op 3 november 1944 door de Dresden staatspolitie overgebracht naar Flossenbürg met nummer 32323, nazi-type gevangene ‘ZA’ (Zivilarbeiter) en Schutzhaft (preventieve hechtenis). Op 29 december 1944 is hij overgebracht van Flossenbürg naar satelliet Schlackenwerth. ITS heeft voor dit onderzoek het Rode Kruis bevraagd en hierdoor kan worden bevestigd dat onderzochte persoon op 15 januari 1943 voor de rechtbank van München is verschenen en op 30 januari 1943 in Dresden in een politiecel is gestopt. In mei 1943 is hij verplaatst naar Mathilde gevangenis, op 25 december 1944 naar Flossenbürg en op 30 december 1944 naar Schlackenwerth. De data wijken ietwat af. Op 12 april is Van de Ven op transport naar Dachau gezet maar hij werd op 10 mei 1945 bevrijd door Russen. Zijn gevangenenleven heb ik inmiddels op meerdere documenten bevestigd gezien.
Arbeitslager Leitmeritz
De route van het transport is volgens Van de Ven’s korte biografie verlopen in de volgende volgorde (zie kaart onder):
- Flossenbürg.
- Schlakkenwert: dit is onjuist gespeld, het moet zijn Schlackenwerth (beter bekend onder de Tsjechische naam Ostrov, vlakbij bij Karlsbad).
- Lobersitz: Van de Ven is niet zeker want hij plaatst een vraagteken achter de plaatsnaam. Waarschijnlijk heeft hij het fonetisch opgeschreven. In een ander document wordt Lobositz ook gebruikt en dit lijkt, zeker fonetisch, erg op Lovosice, hetgeen op de route ligt. In Lovosice heeft hij 5 dagen onder toeziend oog van de Hitlerjugend gewacht op transport.
- Kralub: ik denk dat Van de Ven Kralupy nad Vltavou bedoelt omdat de stad in het Duits Kralup an der Moldau genoemd wordt.
- Rostok: dit zal Rostoklaty zijn omdat Van de Ven schrijft dat het circa 10 kilometer voor Praag is.
- Praag: Hier zouden wagons klaarstaan met eindbestemming Dachau, maar Van de Ven ontsnapte voordien.
- Geplande eindbestemming Dachau
Klik op de kaart voor een uitvergroting
Op de kaart staat als nummer 8 tevens Leimeritz (het huidige Litomerice). Tweede Kamerlid J.W. Spinks schrijft dat Van de Ven voor zijn bevrijding tekent te Leimeritz voor zijn bevrijding door de Amerikanen. ‘Geen Praag, geen Dachau, geen Russen’. Nummer 8 herbergt Arbeitslager Leitmeritz (tevens bekend als ‘SS Kommando B 5’) en is slechts 4 kilometer verwijderd van concentratiekamp Theresienstadt. Door gebrek aan slaapplaatsen in Arbeitslager Leitmeritz sliepen de meeste gevangenen in Theresienstadt. Beiden kampen werden bevrijd door de Russen. Van de Ven meldt dat hij in Praag is bevrijd door Russen. Ik kan me voorstellen dat hij door uitputting de dingen ook niet meer helder heeft gezien. Het is overigens logischer dat Van de Ven via Lovosice in Leimeritz is geraakt en dat hij niet in die andere plaatsnamen is geweest. Misschien is er gezegd dat hij naar Praag ging via Kralup an der Moldau en Rostoklaty en heeft hij door zijn zwakte deze tussenliggende stations als zodanig gewaarmerkt. Je krijgt dan route Flossenbürg – Schlackenwerth – Lovosice – Leimeritz. Zie tweede kaart.
Klik op de kaart voor een uitvergroting
Deze logica wordt versterkt door het feit dat de aanvoer van arbeiders voor Arbeitslager Leitmeritz voornamelijk uit Flossenbürg kwamen. Arbeitslager Leitmeritz staat bekend om zijn hoge sterftecijfer door gruwelijke leefomstandigheden, dysenterie- en tyfusepidemieën. Overlevenden die via Auschwitz naar Arbeitslager Leitmeritz werden getransporteerd gaven aan dat de slechte levensomstandigheden in Arbeitslager Leitmeritz het meest verschrikkelijk waren.
Terezín Memorial (Theresienstadt Memorial) mailt mij op 27-1-2017 een kopie van Van de Ven’s bevrijdingskaart dat hij in Arbeitslager Leitmeritz is bevrijd. Op die bevrijdingskaart is overigens helemaal niet te zien of hij nu door Amerikanen of door Russen is bevrijd. Ik heb het nog eens extra gevraagd bij Terezin Memorial, maar de bevrijdingskaart is niet gerelateerd aan Amerikanen of Russen. Dit spreekt Tweede Kamerlid J.W. Spinks tegen. In het zelfde document zegt Spinks: ‘Bovendien konden de Duitsers in die tijd hun treinen wel beter gebruiken dan voor het vervoer van gevangenen’. De Duitsers waren de oorlog aan het verliezen en alles wat de oorlogsindustrie kon leveren was welkom. In Arbeitslager Leitmeritz werden in ondergrondse fabrieken namelijk tankmotoren geassembleerd. Ook deze logica is in strijd met de bevindingen van Spinks.
Van de Ven was ongeschoold en in het begin van de oorlog was hij een straatveger. Zijn verhalen zitten barstenvol schrijffouten. Op Praag en Dachau na, heeft hij alle plaatsnamen verkeerd gespeld. Na een controle blijken in de plaatsen van Van de Ven’s transport, te weten Flossenbürg, Ostrov, Lovosice, Kralupy nad Vltavou en Rostoklaty, allemaal een station te liggen. Dat Van de Ven juist deze plaatsnamen meteen na de oorlog uit zijn duim zuigt, lijkt me dan ook niet aannemelijk. Had hij dit allemaal ingestudeerd dan waren de plaatsnamen duidelijker en correct geweest. Ik moest echt stevig zoeken wat hij bedoelde. De uitdaging die ik u kan geven is om in Google te zoeken op de Tsjechische plaatsnamen die Van de Ven noemt: Lobersitz, Kralub en Rostok (niet te verwarren met het Duitse Rostock). In uw zoekresultaten zitten nul plaatsnamen. Van Soest/Klaasse hebben deze route niet geanalyseerd.
Verzet
Op 30 januari 2017 krijg ik een tip van het NIOD. Een verslag uit 1950 van J.H. Uhl, destijds medewerker van het Bureau Coördinatie van het Ministerie van Justitie, heeft de kranten niet gehaald. Genoemde Uhl heeft onderzoek gedaan in archieven in Berlijn, waar nog gegevens te vinden waren over veroordeelde Nederlanders tijdens de oorlog door het Volksgerichtshof. De gegevens werden aangetroffen in het door de Amerikanen beheerde ‘American Document Center 7771’, later omgedoopt in ‘Berlin Document Center’ en tegenwoordig onderdeel uitmakend van het Bundesarchiv. In dit overzicht komt ook Martinus Johannes van de Ven voor, die samen met twee lotgenoten op 31 augustus 1943 werd veroordeeld wegens ‘Feindbegünstigung’. Specifiek: wegens het aanzetten van andere arbeiders tot langzaam werken en de Duitse oorlogvoering te bemoeilijken en het laatdunkend uitlaten over nazi-Duitsland. Van de Ven werd veroordeeld tot 1 jaar en 6 maanden, met aftrek van 6 maanden.
Volksgerichtshof
Het verhaal van J.H. Uhl krijgt een bevestiging. Op 18 februari 2017 ontvang ik een pakketjes van het Bundesarchiv. De cover draagt de titel ‘Handakten, Oberreichsanwalt beim Volksgerichtshof: Strafsache’. De bescheiden beschrijven een strafzaak tegen drie Nederlanders, waaronder Van de Ven.
Van de Ven meldt zich vrijwilliger ‘zum Einsatz’ in Duitsland en na een kort verlof wegens ziekte van zijn vrouw, wordt hij tegen zijn wil door de Wehrmacht opgeroepen om te werken als monteur. Hij heeft geen interesse zich aan te sluiten bij een politieke partij, een politieke jeugdorganisatie of unie. Echter, volgens de rechtbank, was Van de Ven wel aangesloten bij een ‘deutschfeindliche Gruppe’ (anti-Duits groepering).
Op 24 juni 1943 wordt geschreven dat Van de Ven verklaart dat hij hoopt dat het Duitsland aan het oostfront slecht afgaat zodat de oorlog door de Duitser verloren wordt en waardoor hij naar huis kan. Misschien zou Nederland dan over Duitsland kunnen regeren. Indien arbeiders langzaam werken dan zou de oorlog eerder afgelopen zijn want dan krijgt het front geen materieel, de soldaten kunnen dan niet meer vechten en hij kan eerder naar huis. De Engelsen moet derhalve vooral veel bommen op Duitsland gooien. Van de Ven: ‘der Nationalsozialismus sei in Wahrheit gegen die Arbeiter eingestellt; nur im Kriege müsse er um ihre Gunst werben, nach dem Kriege werde der Arbeiter abgetan sein; dann werde sich herausstellen, dass der Führer das Deutsche Volk belogen habe’. Voorts trok hij de Duitse radioberichtgevingen over de Duitse oorlogsresultaten in twijfel. Op 1 september 1943 wordt Van de Ven veroordeeld tot anderhalf jaar gevangenisstraf wegen ‘wehrkraftzersetzung’ (opruiing) met 6 maanden aftrek van het voorarrest.
Vervalsing
Wat ik duidelijk wil verwoorden is dat Van de Ven geen oorlogscrimineel is. Indien hij inderdaad een chauffeur geweest zou zijn voor de Wehrmacht en de Waffen-SS, dan kun je je afvragen of dit een misdaad betreft. Van de Ven is te allen tijde in dienst geweest van een bedrijf en hij heeft tijdens de bezettingsjaren nimmer een soldatenleven geleid, behalve dat hij tussen 8-12-1939 en 25-5-1940 in militaire dienst bij een Nederlandse artillerieregiment zat zonder enige vorm van gevechtshandelingen te hebben meegemaakt. In de vele getuigenverslagen heb ik Van de Ven op niet één aanvechtbare misdaad kunnen betrappen. Van de Ven heeft zich waarschijnlijk wel laten verleiden tot het vervalsen van een document. Niet om een leugen te verspreiden maar omdat hij zijn gevangenenleven wilde benadrukken. De moeder van Van de Ven had na gratieverzoek per brief een antwoord met het volgende brieflogo:
Het is vervolgens heel makkelijk om daarin één zin aan te passen in je eigen voordeel (‘da es geht um Hochverrat’). J.G. Kraaijeveld-Wouters, Staatssecretaris van Cultuur, Recreatie en Maatschappelijk Werk verklaart in 1980: ‘een aantal verklaringen en bewijsstukken die door de betrokkene zijn geproduceerd na de pensioentoekenning om de tegen hem ingebrachte beschuldigingen tegen te spreken.’ Wat rest zijn de naweeën tot diep in de jaren 70 om deze ingeslagen weg te verdedigen. Dit heeft de roddels in Vught in stand gehouden.
Fysieke invaliditeit
In archieven worden heb ik meerdere verhalen gelezen over de oorzaak van het manke been van Van de Ven. De archieven spreken van een bloedhond, een auto-ongeluk, een val tijdens een dronken bui van een loopplank (tussen wal en schip) en van een zware enkelbreuk toen hij van een werkbank sprong. De verhalen waren allemaal van niet directbetrokkenen, behalve van de bloedhond. Ik werk één voorbeeld uit. In 1977 spraken Van Soest/Klaasse met een chef werkplaats van de gemeente. Laat ik hem X noemen. In 1965/1966 werkte X als monteur in garage Van Haaren. Van Haaren senior vertelde aan X dat Van de Ven rond 1950 in zijn garage had gewerkt en van een werkbank sprong waarbij hij zijn enkel brak. Ervoor liep hij moeiteloos en erna liep hij mank. Van Haaren senior was ten tijde van dit interview al overleden. X heeft Van de Ven nimmer persoonlijk gekend. Hier is sprake van een indirect en misleidende getuigenverhaal.
De Wet Buitengewoon Pensioen bepaalt de relevantie van invaliditeit aan de ontberingen veroorzaakt door de nazi’s. Er moet sprake zijn van een ‘verergerd verband’ waarbij tijdens de aanvraag vaak het voordeel van de twijfel werd gegeven. De wet heeft erg gestoeid met de zogenaamde grijze gebieden waarbij sprake is van een ‘gedeeltelijk verband’. De Buitengewone Pensioenraad heeft na onderzoek van hun geneeskundig adviseur een beslissing genomen over de mate van verzetsgerelateerde invaliditeit bij Van de Ven. Het is niet aan enige getuige om daarover een uitspraak te doen omdat dit in de persoonlijke sferen ligt tussen patiënt en arts. Het publieke debat is hier geen eigenaar van en het is logisch dat een betrokken organisatie en/of arts niet meedoet aan een steekspel in de media. Voorts is bij de medische beoordeling niet alleen gekeken naar enigerlei mate van lichamelijke invaliditeit, maar mede om psychische invaliditeit.
Psychische invaliditeit
In de archiefstukken beschrijven anderen getuigen Van de Ven als een moeilijke man met een grote mond. Hij zit zichzelf in de weg. Deze persoonlijkheid wordt op de proef gesteld tegen de achtergrond van zijn wrede gevangenschap. Laat ik dit eens uitwerken. Dr. J. Bastiaans publiceert in 1957 zijn proefschrift ‘Psychosmoatische Gevolgen Van Onderdrukking En Verzet’ waarin hij het zogenaamde KZ-syndroom (KZ=Konzentrationslager) onderzocht, ook wel het concentratiekampsyndroom. Hier vallen ook slachtoffers onder van een ontvoering, incestslachtoffers, Vietnam- en Indiëveteranen. Deze vorm van posttraumatische stressstoornis (PTSS), waarbij slachtoffers o.a. te maken hebben gehad met martelingen, doodsangst, terreur, vernedering, openbare executies, willekeurige moordpartijen en verminkingen werden door Bastiaans o.a. behandeld met lsd. In sommige gevallen werd het trauma doorgegeven aan zijn/haar kinderen (tweedegeneratieslachtoffer) en hun indirecte omgeving. Uit naoorlogs onderzoek met mensen met een KZ-syndroom is gebleken dat voornamelijk ondervoeding een rol heeft gespeeld in fysieke en psychisch afwijkingen. Dit kan leiden tot onbegrepen gedragingen en vervreemding met de omgeving, zoals in Vught is ontstaan. De geur en beelden van de dood zal bij overlevenden in een voortdurende intensiteit aanwezig zijn, de zogenaamde ‘death imprint’. Er zal een ‘doof gevoel’ zijn voor emoties waarbij menselijk contact bij voorkeur gemeden wordt. De zoektocht naar de zin van het leven zit op slot. Dit KZ-syndroom kreeg een extra moeilijkheidsgraad omdat het een nieuw fenomeen was voor artsen. De patiënt bevestigt hoe goed een arts is in hoeverre zijn/haar oorlogstrauma begrepen wordt en de arts heeft de neiging om alle klachten aan zijn/haar oorlogstrauma toe te schrijven. Kortom, de een houdt het zelfgevoel van de andere in stand. Was Van de Ven in min of meerdere mate psychisch invalide door het KZ-syndroom? Ik denk dat het voldoende is om bij dit onderwerp theoretisch te blijven en niet persoonlijk.
Wat ik wel kan zeggen is dat in de naoorlogse periode veel Holocaustoverlevenden in Israël gingen wonen. De gemeenschappen aldaar werden dagelijks geconfronteerd met traumatische verwerkingen. Gegil in de nacht, gegil overdag, slepende toestanden op straat en op het werk, vervreemding van de samenleving, ontroostbaar verdriet, openlijke en verborgen agressie, verharding, angstaanvallen, verbitterde woede, chronische depressies, alcoholisme, paniekaanvallen, aanhoudende nachtmerries, suïcidale gedachtes, schizofrenie, nieuwe en tevens zware psychische verschijnselen, conflicten met autoriteiten en met de sociale omgeving: in Israël wisten ze precies wat er aan de hand was. Ze droegen het gezamenlijk. Nachtelijke geluiden van kwelling waren decennia lang een bijkomende erfenis van de Shoah, de Holocaust. De herinneringen van Van de Ven laten zich thuis in Vught waarschijnlijk moeilijk delen omdat tussen 1938-1945 ‘slechts’ 411 Nederlanders in Kamp Flossenbürg, inclusief zijn 100 subkampen, opgesloten hebben gezeten. Er werden weinig Nederlanders naar Flossenbürg gestuurd omdat het namelijk bedoeld was om mensen uit het oosten te huisvesten. Maar, anders dan in Israël, was men in Vught als gemeenschap niet in staat om één slachtoffer, die totaal ontwricht is van de samenleving, in het midden te hebben. Mede omdat ze hem niet begrepen werd hij verketterd en gedemoniseerd. Op deze plaats lijkt een rehabilitatie van Van de Ven op zijn plaats en hopelijk krijgt dit verhaal in Vught dan eindelijk de plaats die het verdient.
Ruziënde instanties
In 1963 publiceerde CADSU twee maal in alle dag- en weekbladen een aanmeldingsformulier voor uitkeringen van slachtoffers van het naziregime. De eerste keer in juni en de tweede keer in augustus. Bij de eerste oproep kwamen 80.000 aanvragen binnen. Aan het einde van dat jaar is het CADSU al begonnen met de eerste voorschotten. Deze laagdrempelige methode is fraudegevoelig en vraagt om een onzorgvuldigheid afwikkeling. Ook Stichting 1940-1945 spreekt van een lawine van aanvragen, alhoewel in minder indrukwekkende getallen.
Stichting 1940-1945 zal zeker tegen grenzen aangelopen zijn. De vergelijking met het sinaasappelkistje haal ik erbij. Als je een sinaasappelkistje voor je hebt, dan haal je daar steeds één onderdeel vanaf en telkens stel je, nadat je een onderdeel hebt verwijderd, de vraag of het nog een sinaasappelkistje is. Ergens bereik je een grens dat je zegt dat het geen sinaasappelkistje meer is. Je kunt het ook andersom doen. Dat je een sinaasappelkistje gaat bouwen en dat je telkens nadat je onderdeel hebt toegevoegd aan een kind vraagt wat het is. Wanneer zal het kind zeggen dat het een sinaasappelkistje is? Deze laatste metafoor trek ik door. Wanneer pleeg je verzet? Moet dat georganiseerd zijn? Zo ja, wanneer is er sprake van ‘georganiseerd’? Wat is verzet, is dit het stelen van voedselbonnen of is opruien ook voldoende? Als je opruit: wanneer is dat voldoende? Als je alleen bent, met twee personen, drie? En als je dat één keer doet, is dat voldoende of moet er sprake zijn van tien keer? Of gaat het om impact? Waar ligt de grens van impact, wie bepaalt deze grens, hoe meet je dit? Als tien keer opruien niet is gearchiveerd, in hoeverre kan ik een waarheid aannemen? Is iemand die charismatisch is eerlijker dan iemand die boud is? En iemand die tijdens een interview wegloopt? Waar ligt die grens vervolgens: als iemand na twee minuten wegloopt, na 13 minuten, na 54 minuten of na 240 minuten? Moet verzet door één getuigen bevestigd worden en wat voor een getuigen dient dit te zijn? Moet deze getuigen volledig belangeloos erin staan of mag dit een grijs gebied zijn? En welke tint grijs? Wanneer kun je zeggen: ‘nu is het belangeloos’ en ‘nu is het niet meer belangeloos’? Mag de getuige een bepaalde oorlogstrauma hebben waardoor zijn herinneringen gekleurd zijn? Hoe meet je dit dan? Dezelfde grensbepalingen gaat op voor fysieke invaliditeit. Is er in de aanleg al sprake van fysieke invaliditeit? In hoeverre is er een (gedeeltelijk) verband door de oorlogsjaren? Hoe groot moet het deel van ‘gedeeltelijk’ zijn om een correlatief verband uit te drukken? Heeft iemand rugklachten vanwege onvrijwillig slavenarbeid of vanwege slechte veringen in trucks toen iemand vrijwillig chauffeur was? In hoeverre is het één en het andere te linken aan een kwaal? En alles in een mixer: in hoeverre is er een (gedeeltelijk) verband tussen fysieke invaliditeit met bepaalde oorlogsafhankelijke situaties en bepaalde vormen van verzetspleging en hoe betrouwbaar is de persoon die dit kan bevestigen? Ten slotte: wordt verzet bepaald door naoorlogse instanties die er jaren over moeten doen om een min of meer waterdichte definitie op papier te krijgen om vervolgens te zeggen ‘jij niet’ en ‘jij wel’? Of wordt dit bepaald door dienstdoende instanties van dat moment, dus tijdens 1940-1945? In het kader van het legaliteitsbeginsel (https://nl.wikipedia.org/wiki/Legaliteitsbeginsel) voldoet van Van de Ven dan zeker aan verzetspleging want de nazi’s hebben hem middels het gerechtshof in Dresden hiervoor veroordeeld en in mijn ogen eindigt hiermee elke naoorlogse discussie of twijfel. J.H. Uhl, en Stichting 1940-1945 hebben dit tevens na de oorlog bevestigd. Om te categoriseren heb je definities nodig die veelal semantisch van aard zijn (ik daag u uit om het verschil tussen groente en fruit te definiëren). In het verhaal van Van de Ven hebben allerlei instanties een decennia lang ruzie gemaakt om tot antwoorden te komen totdat in 1980 Staatsecretaris J.G. Kraaijeveld-Wouters dit hamerstuk zijn laatste klap met de vergaderhamer erop gaf, in het voordeel van Van de Ven.
Kraaijeveld-Wouters: ‘Omtrent de verzetsactiviteiten van de betrokkene zijn getuigenverklaringen beschikbaar, waarvan de inhoud en juistheid ook bij nader onderzoek niet zijn weerlegd. De juistheid van de destijds door de Stichting 1940-1945 afgegeven zogenaamde verzetsverklaring staat hiermede vast. Van de ingebrachte beschuldigingen, inhoudende dat de door de heer v.d. V. beweerde verzetsdaden niet op juiste feiten berusten, is in alle gevallen de onwaarheid komen vast te staan. Deze beschuldigingen blijken ten dele te zijn gebaseerd op onjuiste conclusies en anderdeels te zijn gegrond op persoonsverwisseling.’ (Gehele verklaring lezen? HIER).
Alle genoemde instanties hebben Van de Ven gewikt en gewogen. Niemand heeft geconcludeerd dat Van de Ven loog zodat hij zijn uitkeringen en pensioenen kon ontvangen terwijl ze in die tijd in de eerste naoorlogse generatie zaten met levende getuigen. In mijn ogen hebben instanties decennia lang de fout gemaakt om bezig te zijn met tegenbewijzen. In mijn ogen moet de persoon zelf aantonen dat hij/zij een verzetsrol heeft gespeeld en dit bewijs dient te allen tijde geopenbaard worden. Anderen hoeven niet het tegendeel te bewijzen. Dat zou fraai zijn: iedere Nederlander heeft na de oorlog in het verzet gezeten behalve wanneer het tegendeel bewezen wordt. Zo werkt dat niet. Alle genoemde instanties zijn in gebreke gebleven. Instanties hebben hard hun best gedaan om het tegendeel te bewijzen met dure onderzoeken terwijl ze de eenvoudige taak hadden om Van de Ven duidelijk te maken dat hij met bewijzen had moeten komen. Dan was hij maar een verzetsheld geweest zonder een oorlogsuitkering of -pensioen. Prima. Ik zou zeggen: ‘Schrijf er een mooi boek over’. In de inleiding schrijf ik ‘Tot ver in de jaren ’70 ontvingen 1285 mensen, procentueel 25% van de verzetsgepensioneerden onterecht een Buitengewoon Pensioen’. Dit geldt voor alle 1285 mensen: geen bewijs, geen pensioen. Een omgedraaide bewijsvoering. Het lijkt zo makkelijk. Maar de zaak Van de Ven is helemaal verkeerd opgepakt. Deze geschiedenis zou derhalve geen verhaal moeten zijn die om Van de Ven draait maar om een stuurloze bureaucratie die elkaar tegenspreken en elkaar rollebollend bevechten. Wat een geld heeft deze zaak gekost.
Vraagtekens
Van de Ven schrijft twee keer een memoires, één keer van tien getypte pagina’s (op briefpapier van Afwikkelingsbureau Concentratiekampen van het CADSU) en één keer op twintig getypte pagina’s (een verklaring op het politiebureau van Den Bosch). Wat mij opvalt is de amateuristische begeleiding die hij daarbij moet hebben gehad. Met een officiële oorlogsmemoires wil je in beeld krijgen wat er is gebeurd, met als doel geschiedenisschrijven en aansprakelijkheid jegens nog levende nazi’s. In beide verklaringen worden geen namen genoemd van Duitse rechters, soldaten of kampbewaarders. Ik kan alleen maar redeneren dat het CADSU en de politie hier in gebreke zijn gebleven. Juist het op papier zetten van deze namen had Van de Ven veel geloofwaardiger gemaakt en beter in het zadel geholpen. Hij had juist een unieke positie kunnen innemen tijdens vervolgingsprocessen van nazi-rechters en kampbewaarders. Het CADSU en het politiebureau heeft Van de Ven hier onjuist bij geassisteerd en, met het oog op mensenrechtenvervolging, buitengewone kansen (misschien wel ‘eenmalige kansen’) laten liggen.
De naoorlogse hulporganisaties roepen bij mij vraagtekens op hoe zij zo zuiver en neutraal mogelijk waargebeurde verhalen in beeld hebben proberen te brengen.
Fossiel
Stichting 1940-1945 speelt in mijn ogen, al sinds 1950, een te bureaucratische rol. Zij hebben een verzetsverklaring afgegeven en claimen een bewijs in handen te hebben. Echter, ze zeggen niet welk bewijs. Tussen 1974 en 1980 vindt er een hopeloos gevecht plaats tussen Van de Ven en de schrijvende pers. Wat gebeurt er? Instanties en de pers gaan tegenbewijs en redenaties zoeken. Het enige dat de stichting doet is ontkennen en juist in die jaren was daadkracht op zijn plaats. Indien ze in 1974 hadden verteld ‘we hebben dit bewijs en de staatssecretaris heeft dat bewijs ook in handen’, dan was de discussie in 1974 al gesloten. Door deze gesloten houding creëer je het effect dat stakeholders naar creatieve oplossingen gaan zoeken. Het onderzoek van Van Soest/Klaasse was dan wellicht onnodig geweest. De stichting heeft tot twee keer toe een uitgebreid onderzoek gedaan naar Van de Ven, vóór het onderzoek van Van Soest/Klaasse en erna. Ik ga dan beredeneren dat de stichting dus geen eenduidig bewijs in handen heeft voor de verzetsverklaring in 1950.
Op 4 april 1980 publiceert Magazine Panorama het artikel ‘Miljoenenfraude met verzetspensioenen’. Op 30 mei 1980 staat in dagblad Trouw te lezen dat de stichting een kort geding aanspant. Ze eisen dat het magazine een rectificatie plaatst met de titel ‘Geen miljoenenfraude met verzetspensioenen’ (lees artikel HIER). In plaats van dat ze claimen wát voor een bewijs ze hebben, kiezen ze er voor om hun ‘ontkenning’ kracht bij te zetten. Hier is niemand bij gediend, ook Van de Ven niet. Je zaait twijfel en creëert een tweekamp in de samenleving, zeker in Vught. Ik kan me voorstellen dat dit de pijn bij mensen juist heeft vergroot. In Vught woonden in de jaren 70 veel overlevenden van SS camp Konzentrationslager Herzogenbusch (Kamp Vught) en deze gesloten houding heeft alles behalve een verzachtende en helende uitwerking op hen gehad.
In aanloop van dit schrijven heb ik Stichting 1940-1945 uitgenodigd om mee te denken. Ze zijn vanaf de eerste mail non-coöperatief, ze reageren totaal niet waardoor je genoodzaakt bent om stevige reminders te sturen en ze zijn niet bereidwillig om mee te delen of er bewijs is voor hun verzetsverklaring en wat dit bewijs dan is. Het bewijs hoef ik niet eens te zien, als ik maar weet dat er iets is en wat dit dan is. De stichting meldt dat ze een ‘gesloten archief’ zijn en dat, gelet op de privaatrechtelijke rechtspersoon van een stichting, de Archiefwet voor hen niet van toepassing is. Juristen hebben zich moeten buigen op mijn aanvraag. Ik moest een onderzoeksopzet toe te sturen en dit zou voorgelegd worden aan een Commissie van Toezicht maar de kans was ‘zeer reëel’ dat het werd afgewezen. Hier nemen ze overigens een kwartaal de tijd voor. Het is nieuw voor mij dat een archiefbewaarder de wensen van een onderzoeker inhoudelijk beoordeelt. Dat is m.i. hun taak niet. Die hoort zich te beperken tot openbaarheidsbeperkingen. Ik heb deze houding voorgelegd aan andere stichtingen die zich bezighouden met oorlogs- of oorlogsgerelateerde archivering en ook zij vonden dit uitermate vreemd.
De publiekrechtelijke wet eist dat de overheid de openbaarheid van een archiefstuk niet langer mag beperken dan 75 jaar. De beperking aan de openbaarheid bestaat niet voor stichtingen, die is namelijk voor onbepaalde tijd. Die mogen met het archief doen wat ze willen en dit wordt, in mijn geval, netjes in één zin verpakt met terminologieën als privacyreglement, Commissie van Toezicht en jurist. In de praktijk betekent dit gewoonweg dat een burger afhankelijk is van hun arbitrale stemming wie iets mag zien en wat ze er mee mogen doen. Een beetje dunnetjes is het wel. In mijn ogen is een stichting een verkapte publiekrechtelijke rechtspersoon omdat hun bestaansrecht louter en alleen ontleent wordt aan overheidssubsidie (belastinggelden). Stichtingen, waaronder Stichting 1940-1945, die een publieke asset in eigendom hebben zoals een archief, worden middels een bypass in een privaatrechtelijke hoek gemanoeuvreerd om zodoende de openbaarheidbeperking, de Archiefwet, de WOB en diens toezichthouder de Wet Nationale ombudsman (WNo) te omzeilen. Een fossiel in de 21e eeuw. In mijn optiek dient een dergelijke stichting dit archief niet te beheren maar behoort het toe aan een publiekrechtelijk orgaan. Als over enkele jaren een nieuwe directeur van Stichting 1940-1945 tegen dezelfde huisjurist zegt dat hij niet zo moeilijk moet doen en dat personen het archief gewoon mogen inzien, dan kan het ineens wel. Dit is helemaal niet eenduidig en in deze bureaucratisch windhaan is dit archief dan ook totaal misplaatst.
Hedendaagse vluchtelingen en asielzoekers
Terug naar 2017. De Nationaal Coördinator Terrorismebestrijding en Veiligheid (NCTV) en de Immigratie- en Naturalisatiedienst (IND) hebben een zware kluif om de verhalen van hedendaagse vluchtelingen te taxeren op waarheid of bedrog om zodoende ons land veilig te houden voor collaborateurs van extremistische regiems. Maar bij de toegelaten vluchtelingen zitten vast en zeker regiemcollaborateurs die heimelijk in stilte profiteren van onze sociale voorzieningen en middels mooie praatjes langs de mazen van het net hebben weten te glippen. Een Europese asielrichtlijn schrijft voor dat landen pas asiel aan vluchtelingen mogen weigeren als zij veroordeeld zijn voor een ernstig misdrijf of als ze een gevaar zijn voor de veiligheid van het land, maar vervolgens kunnen de asielzoekers vaak niet worden teruggestuurd. Volgens het mensenrechtenverdrag EVRM mag je een vluchteling niet terugsturen naar een land waar die zijn leven niet zeker is. Aangezien ze hun verblijfsrecht wel zijn verloren, belanden deze mensen vaak in de illegaliteit. “Door de grote toestroom in de Schengenzone is het internationaal niet mogelijk alle personen nauwkeurig te identificeren en te screenen”, aldus de NCTV in november 2015. De afdeling ‘speciale zaken’ van de IND heeft “een aantal mensen in onderzoek genomen”, aldus de dienst. https://www.nrc.nl/ Dit blijft een lastige kwestie omdat een volledig neutraal beeld van een naoorlogse reconstructies niet of nauwelijks te bepalen is. Ik hoef alleen maar het dossier Srebrenica te noemen. Al met al hoop ik dat de huidige organisaties niet in dezelfde valkuilen stappen als in deze zaak.
Ik kan me voorstellen dat migranten zich in Nederland erg thuis kunnen voelen. Ik kan me voorstellen dat Van de Ven zich vaak een vreemde in eigen land heeft gevoeld. Concluderend kunnen we stellen dat Van de Ven meerdere keren een oorlogsslachtoffer is geweest: gedurende de oorlog, gedurende zijn traumatische verwerking en gedurende de heksenjacht tijdens jaren 70. Dit verhaal verdient een beter lot.
Klik op de afbeelding voor een vergroting
Rectificaties
Niks in dit verhaal is verzonnen tenzij het duidelijk wordt vermeld en er is sec gebruik gemaakt van archief- en openbare bronnen. Rectificaties, mits aantoonbaar correct, zijn welkom en zullen een plaats krijgen op deze site.
NIOD
Dit werk is vooraf aan deze publicatie gelezen door het NIOD.
Openbaar
In 2020 is deze case in de archieven ongecensureerd openbaar.
Geraadpleegde bronnen:
- AOK, Die Gesundheidskasse
- Anne Frank Stichting
- Belgische Nationale Vriendenkring van Flossenbürg
- Bundesarchiv Berlin
- DAK, Gesundheit
- Gedenkstaette Flossenbuerg
- Het Brabants Historisch Informatie Centrum
- Institute für Zeitgeschichte
- International Tracing Service (ITS)
- Landesarchiv in Nordrhein-Westfalen
- Ministerie van Defensie, afdeling Nederlands Instituut voor Militaire Historie
- Nationaal Archief Den Haag
- National Archives Washington D.C.
- Nederlands Instituut voor Oorlogsdocumentatie (NIOD)
- Nederlandse Verenigung, Duisburg-Hamborn
- Nemocnice Na Bulovce
- Rode Kruis
- Sächsisches Staatsarchiv
- Sociale Verzekeringsbank Leiden, Afdeling Verzetsdeelnemers en Oorlogsgetroffenen
- Stadtverwaltung Dresden
- Stichting 1940-1945
- Stichting Kamp Vught
- Studie- en Documentatiecentrum Oorlog en Hedendaagse Maatschappij (CEGESOMA)
- Tengelmann Warenhandelsgesellschaft KG, Historisches Unternehmensarchiv
- Terezín Memorial
- The German Historical Institute London
- United States Holocaust Memorial Museum (USHMM)
- Yad Vashem Israel
AUTEUR: Drs. H.R.J. Sluijter
URL: www.NL-Aid.org
E-MAIL: info [at] www.NL-Aid.org
Hoeveel verdienen directeuren van goede doelen? Met die vraag ging ik langs goede doelen in Nederland. Bijna alle organisaties waren open en dat verraste me positief. Toch er kritische kanttekeningen te noemen. Ik noem u naam, toedracht en de inkomens.
VFI is een branchevereniging voor goede doelen waar ruim 120 organisaties bij zijn aangesloten. Op hun website is een document te vinden met de titel Adviesregeling Beloning Directeuren van Goede Doelen. In het kader treft u enkele passages uit het document.
Afhankelijk van de zwaarte van een organisatie en het bestuursmodel, worden functies ingedeeld in zogenaamde BSD-punten (Basis Score voor Directiefuncties). Indien verantwoordelijkheden van de directie door meerdere directeuren wordt gedragen heeft dit invloed op de complexiteit en verantwoordelijkheid van de functies. Bij een eenvoudige directie (100%) vindt geen reductie op de BSD-score plaats. Bij een tweehoofdige collegiale directie is dat op 87% gezet, bij een driehoofdig op 80%. Bij een tweehoofdige of meerhoofdige collegiale directie waarvan er één voorzitter is, is 87% toebedeeld voor de voorzitter en 80% voor de overige directieleden. Bij een eindverantwoordelijke directievoorzitter met leden is dat 92%. De salarissen zijn inclusief alle extra’s zoals vakantiegeld, eventuele eindejaarsuitkering en toegekend variabel inkomen. Incidentele gratificatie voor bijzondere prestaties zijn hier niet in opgenomen.
Per 2010 |
Functiegroep BSD-punten |
BSD-Punten |
Maximaal jaarinkomen |
C |
< 280 |
€ 62.117,– |
D |
281 310 |
€ 70.021,– |
E |
311 340 |
€ 77.929,– |
F |
341 370 |
€ 88.094,– |
G |
371 410 |
€ 98.257,– |
H |
411 450 |
€ 109.550,– |
I |
451 490 |
€124.233,– |
J |
491 550 |
€140.046,– |
K |
> 551 |
€ 158.115,– |
Alle onderstaande organisaties werkte op verzoek mee aan dit onderzoek door het aanleveren van gegevens.
Organisatie |
Directeur/voorzitter |
Jaarsalaris |
Jaar |
Amnesty |
Eduard Nazarski |
€ 122.183,– |
2009 |
Astmafonds |
Michael Rutgers |
€ 125.000,– |
2009 |
Cliniclowns |
Hans Geels |
€ 92.609,– |
2009 |
Cordaid |
René Grotenhuis |
€ 119.387,– |
2009 |
Greenpeace |
Liesbeth van Tongeren |
€ 101.465,– |
2009 |
Hartstichting |
Hans Stam |
€ 140.812,– |
2010 |
Hivos |
Manuela Monteiro |
€ 121.612,– |
2009 |
Kerk in Actie |
Haaije Feenstra |
€ 115.381,– |
2008 |
KWF Kankerbestrijding |
Ton Hanselaar |
€ 179.788,– |
2009 |
Liliana Fonds |
Kees van den Broek |
€ 114.643,– |
2009 |
Novib |
Farah Karimi |
€ 132.985,– |
2008 |
Plan Nederland |
Tjipke Bergsma |
€ 146.705,– |
2010 |
Prins Bernhard Cultuurfonds |
Adriana Esmeijer |
€ 168.130,– |
2008 |
SOS Kinderdorpen |
Marcel Beerthuizen |
€ 105.400,– |
2009 |
Terre des Hommes |
Ron van Huizen |
€ 120.293,– |
2009 |
Unicef |
Jan Bouke Wijbrandi |
€ 147.000,– |
2009 |
War Child |
Mark Vogt |
€ 90.830,– |
2009 |
Wereld Natuur Fonds |
Johan van de Gronden |
€ 144.165,– |
2009 |
Woord en Daad |
Jan Lock |
€ 101.439,– |
2009 |
Zonnebloem |
Marijke van Eck |
€ 127.100,– |
2009 |
Alle bovengenoemde salarissen zijn bruto, inclusief alle bijkomende kosten zoals sociale lasten, variabel inkomen, pensioen. Uitzondering hierop treft u in onderstaande tabel.
Organisatie |
Bijzonderheden |
Astmafonds |
Onduidelijk of dit ex-/inclusief variabel inkomen en sociale lasten is |
Cordaid |
Dit is excl. sociale lasten (werkgeverslasten enz pensioenpremie) maar incl. het deel pensioenpremie dat werknemer zelf afdraagt (is 50%) |
Greenpeace |
Exclusief sociale lasten, pensioen- en ziektekostenpremies (geen variabel inkomen) |
Liliana Fonds |
Salaris gaat gefaseerd omhoog naar € 99.326,– |
Plan Nederland |
Inclusief auto |
Zonnebloem |
Nevenfunctie: lid bestuur VFI |
Strikt genomen zou je kunnen stellen dat het een krom gevoel geeft om aan organisaties te doneren waarbij dergelijke lonen uitgekeerd worden. Maar goedkoop is natuurlijk ook duurkoop. Een ‘weggeefbranche’ moet nu eenmaal met fluwelen handschoenen aangepakt worden omdat er verantwoordelijk met gelden omgegaan dient te worden. Daarnaast zijn hulporganisaties vaak complex te noemen. Ik citeer enkele reacties.
Oxfam NOVIB:
‘Oxfam NOVIB heeft een beloningsstructuur die LAGER is dan de normen die in de Code Wijffels zijn vastgelegd. Oxfam NOVIB vindt namelijk dat we als ontwikkelingsorganisatie verantwoordelijk moeten omgaan met het geld dat we via overheidsbijdragen en van donateurs krijgen voor ons werk voor een rechtvaardige wereld, zonder armoede. Tegelijk is de verantwoordelijkheid van een directeur van een organisatie als Oxfam NOVIB zeer zwaar: ze geeft leiding aan 350 medewerkers en is verantwoordelijk voor programma’s met 850 partnerorganisaties in bijna 50 landen over de hele wereld. Er moet kortom, zoals ook Wijffels zegt, een combinatie zijn van idealisme en professionaliteit.’
Hans Stam, directeur van de Nederlandse Hartstichting:
‘Het is uw goed recht dit een hoog salaris te vinden. Toch geef ik u in overweging nog eens na te denken wat de gevolgen kunnen zijn als, mede op basis van een lager salaris, mensen aan het roer zitten van een complexe organisatie die daar niet voor zijn geëquipeerd. Dat laat onverlet dat de medewerkers een salaris ontvangen dat past bij de aard en zwaarte van hun werkzaamheden. Een goed functionerende secretaresse bij de Hartstichting heeft recht op dezelfde beloning als een goed functionerende secretaresse die in dienst is bij bv. de overheid. Overigens collecteer ikzelf voor de Hartstichting en doneer naar draagkracht.’
Prins Bernhard Cultuurfonds:
‘De directeur ontving in 2008 hiervoor een marktconforme beloning van 145.522 euro (2007: 132.571 euro). Dit betreft het bruto jaarsalaris inclusief vakantiegeld en een eenmalige gratificatie van 5.174 euro bruto (2007: geen). Het werkgeversdeel van de pensioenpremie bedraagt 14.976 euro (2007: 14.172 euro) en de sociale lasten 7.632 euro (2007: 6.559 euro). De directeur ontvangt geen dertiende maand, eindejaarsuitkeringen of andersoortige bonussen. De honorering van de directie valt binnen de richtlijnen van de Vereniging Fondsenwervende Instellingen (VFI). De kosten van de directeur worden betaald uit het rendement op het eigen vermogen van het Cultuurfonds en komen dus niet ten laste van de inkomsten uit fondsenwerving.’
Het Astmafonds:
‘Van de inkomsten (14,5 miljoen euro) besteedde het Astma Fonds in 2008 maar liefst 76 procent (ruim 11 miljoen euro) aan de directe doelbesteding: wetenschappelijk onderzoek, inhoudelijke thema’s, voorlichting en patiëntenvereniging. Andere bestedingen (personeel, communicatie, e.d.) maken dat het Astma Fonds als organisatie het goede werk kan blijven volhouden. Het Astma Fonds ontvangt geen overheidssubsidie en is geheel afhankelijk van giften.’
Kerk in Actie:
‘De in de jaarrekening 2008 (van Kerk in Actie en de dienstenorganisatie) genoemde bedragen van 124.000 (daar genoemd: brutosalaris) en €176.000 (daar genoemd: totaal directiekosten) bevatten enerzijds de werkgeverslasten en anderzijds kosten die met de uitoefening van het werk te maken hebben (zoals reis- en verblijfkosten, andere door de directie gemaakte kosten), die niet aan het salaris toegerekend kunnen worden en die de heer Feenstra ook niet ontvangen heeft, maar die uiteraard wel als lasten verantwoord moeten worden.’
Het maakt mij overigens wel nieuwsgierig in hoeverre Marijke van Eck van de Zonnebloem haar functie kan uitoefenen samen met haar functie als bestuurslid bij het VFI. Enerzijds kun je beargumenteren dat er sprake is van belangenverstrengeling maar aan de andere kant: ze zal heus wel weten wat ze doet. Ze zit niet voor niks op die plaats.
Wat opvallend is, is het feit dat Mark Vogt van War Child hét doet met het laagste salaris en het beste uit de bus komt uit mijn onderzoek Ontwikkelingsorganisaties leveren geen bewijzen. Maar niet aan alle organisaties uit dit onderzoek heb ik de salarissen opgevraagd. Wellicht zouden andere organisaties ook lagere salarissen op hebben gegeven.
Helaas zijn er ook andere hiaten in dit onderzoek. Milieudefensie en de Nierstichting hebben geen gehoor gegeven om aan dit onderzoek mee te doen. Het Rode Kruis kon mij niks meedelen maar ze stuurde mij het jaarmagazine 2008 waar ik maar uit moest putten. Daar staat een karige balans in waar je niks uit kunt opmaken. VFI heeft op herhaaldelijk verzoek geen lijst gegeven hoeveel BSD-punten elke organisatie heeft. Dit maakt het moeilijker te controleren of organisaties zich houden aan de afspraken.
Conclusie
Er zijn meerdere manieren om processen van organisaties te belichten en een overzicht over het beloningsstelsel van de directie heeft daar niets mee te maken. Ik ben zelf enorm kritisch op ontwikkelingsorganisaties, maar uit een salaris kan ik niets halen over processen op operationeel niveau.
Amnesty verwoord het kernachtig:
‘Blijkbaar denken veel mensen dat je een directeur (met de vereiste capaciteiten) kunt aantrekken voor het modale salaris of voor € 50.000,–. Mensen hebben in de verste verte geen enkel benul van de grootte van organisaties en van de vereiste capaciteiten voor de functie van directeur.’
Het lijkt marktconform. In mijn ogen staan de salarissen in geen verhouding met de sector die gesteund wordt door leden en vrijwilligers. Stelt u eens voor dat u collectant bent en elke avond loopt u 100 huishoudens af om € 50,– te verzamelen. Dan heeft u 2883 avonden nodig (of dito andere vrijwilligers) om het salaris van Johan van de Gronden van het WNF bij elkaar te verzamelen. Los van de salarissen van andere directieleden. Sommige salarissen zijn vijf keer hoger dan een docent met Bevoegdheid Eerste Graad die in tien klassen aan circa 30 pubers moet lesgeven. Dat zijn wekelijks 300 pubers. Is een directeursbaan even zwaar en verantwoordelijk als vijf keer 300 pubers, ook wel 1200 pubers? Misschien heeft Amnesty gelijk in bovenstaande citaat, maar ze moeten daar wel tegenover stellen dat het ter verantwoording roepen van directieleden zou moeten geschieden op basis van output. Net zoals in het bedrijfsleven. En dat is nu juist waar de crux zit want omdat dat niet gebeurt is er teveel vrij spel.
Spin-off
Op 15 maart 2010 publiceer ik bovenstaande gegevens. Deze stuur ik naar alle dagbladen, alle politieke partijen en naar de heer Verhagen, Minister voor Buitenlandse Zaken en Minister voor Ontwikkelingssamenwerking.
In de zomer worden Kamervragen gesteld door de VVD, PvdA, PVV, GroenLinks, SP, ChristenUnie en SGP.
Op 30 augustus 2010 verschijnt in de Volkskrant een artikel waarbij ze mijn data ‘lenen’. Ze vullen de lijst aan met het salaris van Cees Breederveld, directeur van ontwikkelingsorganisatie Rode Kruis, en van Dirk Elsen, directeur van ontwikkelingsorganisatie SNV. Ze verdienen respectievelijk € 142.000,– en € 182.000,–. Cees Breederveld zou door allerlei toeslagen zelfs boven de twee ton uitkomen.
Op diezelfde dag verklaart Verhagen dat er een onderzoek komt. Verhagen:
‘Er is voor gekozen het onderzoek te beperken tot organisaties die in Nederland gevestigd zijn en die in 2009 minimaal 500.000 euro subsidie ontvingen.’
In 2011 mogen deze organisaties hun topmensen nog maximaal € 124.073,– bruto per jaar betalen bij een 36-urige werkweek en € 137.000,– bij een 40-urige werkweek. Wie meer betaalt, raakt de subsidie kwijt.
RTL komt op 9 september 2010 met een eigen onderzoek naar brutosalarissen inclusief pensioen en werkgeverslasten bij 81 hulporganisaties. De volgende salarissen van directie zijn het laagste:
Clean Clothes Campaign |
€ 36.566,– |
Mainline |
€ 43.750,– |
Stichting Theatre Embassy |
€ 44.310,– |
Medisch Comite Vietnam |
€ 54.054,– |
SOMO |
€ 57.042,– |
Dokters van de Wereld |
€ 59.863,– |
Press Now |
€ 69.951,– |
Dorcas Hulp nederland |
€ 70.221,– |
Both ENDS |
€ 72.850,– |
Female Cancer Program |
€ 75.000,– |
Friends of the Earth |
€ 76.913,– |
Humanistisch overleg mensenrechten |
€ 77.042,– |
Zo kan het dus ook.
OLD SCHOOL
Dit artikel is ‘old school’ en is gepubliceerd tussen 2008 en 2010 via de oude site van NL-Aid of Updaid (de voorloper van NL-Aid).
AUTHOR: H.R.J. Sluijter MA
URL: www.NL-Aid.org
E-MAIL: info [at] www.NL-Aid.org