Imaginair: onderzoekers gaan discreet met ons belastinggeld om

Professor Wiebe Bijker

Professor Wiebe Bijker

‘I think in life a person really has three choices: to run, to spectate or to commit’

City Of Joy, Frans-Britse dramafilm uit 1992, gebaseerd op de roman La Cité De La Joie van de Franse auteur Dominique Lapierre

Een rekensom. Sinds het jaar 2000 is de gemiddelde Nederlandse begroting ten aanzien van ontwikkelingssamenwerking € 4 miljard. Indien ik dit bedrag verdeel over het gemiddelde bevolkingsaantal van 16,6[1] miljoen mensen, dan betaalt iedere burger per jaar € 241 aan belastinggeld voor ontwikkelingssamenwerking. Had u dit geld niet af hoeven staan maar u zou dit op een bankrekening storten tegen een spaarrente van 2,8%[2], dan had u in 50 jaar € 26.349 gespaard. Heeft u een gezin met 2 kinderen waar u tot hun 25e financieel verantwoordelijk voor bent, dan spaart u voor 4 personen in 25 jaar met 2,8% spaarrente € 35.196. Indien u de kostwinner van het gezin bent, uw 2 kinderen blijven 25 jaar bij u en u spaart nog 25 jaar door voor u en uw partner, dan heeft u met 2,8% spaarrente € 87.798 op uw rekening

De Nederlandse huishoudens geven sinds 2000 gemiddeld € 150 aan collectes en donaties.[3] Indien u 50 jaar lang in uw eentje een huishouden vormt, dan heeft u, inclusief de vorige rekensom, € 42.784 opzijgelegd. Indien u de kostwinner van het gezin bent, uw 2 kinderen blijven 25 jaar bij u en u spaart nog 25 jaar door voor u en uw partner, dan heeft u, inclusief de vorige rekensom, € 115.151 opgepot.

De wereldwijde ontwikkelingshulp bereikt volgens de Organisation for Economic Cooperation and Development (OECD) in 2013 zijn hoogtepunt met US$ 134,8 miljard[4]. Nederland doneert in dat jaar US$ 5,44 miljard, Duitsland US$ 14,23 miljard en de USA US$ 31,5 miljard. In 2013 geeft Nederland € 14.794.521 per dag uit, € 616.438 per uur, € 10.274 per minuut, € 171 per seconde.

In verhouding tot het bnp, ook wel ODA as per cent of GNI, geeft Nederland in 2013 0,67%, Duitsland 0,38% en USA 0,18%. Volgens de OECD: ‘In 1970, the 0.7% ODA/GNI target was first agreed and has been repeatedly re-endorsed at the highest level at international aid and development conferences. (…) The 0.7% target was formally recognised in October 1970 when the UN General Assembly adopted a Resolution including the goal that “Each economically advanced country will progressively increase its official development assistance to the developing countries and will exert its best efforts to reach a minimum net amount of 0.7% of its gross national product at market prices by the middle of the Decade.”’[5] Nederland heeft een goede naam, omdat het in de jaren tachtig gemiddeld op 1,0 procent zat en sinds de herijking van het buitenlands beleid in 1995 op 0,8. Noorwegen, Zweden, Denemarken en sinds 2000 Luxemburg kunnen zich bij Nederland scharen en samen vormen zij een groep van getrouwen die zich langdurig boven het maaiveld van de 0,7% bevinden. Sinds 2013 zit Nederland onder de

Stel, een collectant haalt op een avond € 50 op. De directeur van het betreffende goede doel heeft een brutosalaris van € 178.000[6] (betreft jaarinkomen, belaste vergoedingen/bijtellingen, de werkgeversbijdrage pensioen en de overige beloningen op termijn, maar exclusief sociale lasten). Dan moet de collectant 3560 avonden collecteren om het salaris van één directeur te bekostigen, exclusief sociale vaste lasten. De zeskoppige directie van Artsen zonder Grenzen tikt tezamen bijna de 5 ton aan. Dat zou bijna 10.000 avondjes collecteren

Indien een telling niet is afgenomen dan kun je spreken van een artificiële omgeving met imaginaire verzinsels. Door te beweren bestaat iets niet. Door het keer op keer te citeren, wordt iets dat onwaar is, niet beetje bij beetje meer waar.

De salarissen van directeuren van goede doelen lopen uiteen. Het jaarsalaris van een goededoelendirecteur varieerde in 2013 van gemiddeld € 85.463 bij kleine organisaties tot gemiddeld € 119.242 bij grote organisaties. De directeur van Stichting AAP verdient met € 61.831 veruit het laagste salaris van de algemeen directeuren. Natuurmonumenten telde in 2013 € 379.000 neer voor zijn 3 directeuren, terwijl Cordaid € 265.822 naar zijn tweekoppige directie overmaakte. Ter vergelijking: het inkomen van een Tweede Kamerlid bedraagt ruim € 104.000, inclusief 8% vakantiegeld en 8,3% eindejaarsuitkering, exclusief € 2652,25 jaarlijkse onkostenvergoeding.

Indien de begroting van de Nederlandse ontwikkelingshulp sinds 2000 tegen 2,8% spaarrente op een bank zou zijn gezet, dan was de inleg € 67,7 miljard geweest en de waarde ruim € 88 miljard. In het jaar 2050 zal het met deze curve een waarde vertolken van € 450,4 miljard.[7] Indien je dit bedrag uitgeeft in briefjes van 1000 en je legt ze op elkaar, waarbij 10 briefjes in 1 millimeter passen, dan heb je tot in de stratosfeer een stapel van 45 kilometer

‘More than US$ 2 trillion of foreign aid has been transferred from countries to poor over the past fifty years Africa the biggest recipient, by far’, aldus Dambisa Moyo.[8] Dit getal, dat hij in zijn boek in 2009 publiceert, wordt heden ten dage (2016) geschat op US$ 2,3 biljoen, ook wel US$ 2.300.000.000.000. Om u een idee te geven van de omvang van dit cijfer: u kunt met dit bedrag 30 jaar lang elke seconde US$ 2431 uitgeven. Indien u elke seconde één dollar uitgeeft, dan doet u daar 72.933 jaar

De opening van dit hoofdstuk is opsommerig, maar ik heb er één hamvraag mee willen introduceren: zorgen onderzoekers goed voor uw belastinggelden?

Ik leg u een gedachte-experiment voor. Stel u mag één keer in uw leven € 115.151 aan een goed doel schenken. Wilt u dan weten hoe uw geld besteed wordt? Is uw antwoord ja, welke vragen zou u dan willen stellen aan de uitvoerder van uw donatie om er zeker van te zijn dat deze goed is aangekomen? Is uw antwoord nee, wat is uw motief dat u uw goede geloof zomaar in handen van vreemden legt?

De Engelse Joan runt in Calcutta een lokale kliniek in de Pilkhana-slum. De erbarmelijke omstandigheden zijn ongekend zwaar. Toch kunnen de mensen zich vasthouden aan de overtuiging dat het leven de moeite waard is. Derhalve noemen ze hun slum Anand Nagar, ook wel City of Joy. Joan ontmoet Max, een ontgoochelde arts uit Amerika, die naar India is vertrokken voor zijn persoonlijke zoektocht naar zingeving. Max heeft duidelijk moeite om zijn cultuurshock een plaats te geven en zijn westerse waarden te herdefiniëren. Midden in het tumult van het straatbeeld van Anand Nagar zegt Joan tegen Max: ‘Ik denk dat een persoon in zijn leven eigenlijk maar drie keuzes heeft: wegrennen, toekijken of participeren.’

Ik leg deze stelling aan u voor. U heeft van de Nederlandse overheid € 115.151 aan belastinggeld gekregen en u mag ermee doen wat u wilt, maar indien u het aan een goed doel geeft, volgt er een controle door de overheid. In dit gedachte-experiment zit u met een smak geld in uw achterzak samen met Joan in Anand Nagar. Wat kiest

Mocht u kiezen voor wegrennen, dan kan ik mij twee drijfveren bedenken. Wat u niet ziet, bestaat niet. U gelooft wel dat er plekken op de wereld zijn zoals Anand Nagar, maar u wilt het niet daadwerkelijk weten. Om bij te blijven volgt u af en toe wel het journaal. Een andere drijfveer is dat u het geld wilt houden voor eigen genot. U bent egoïstisch en ik doe bij deze een beroep op uw schuldgevoel. Wilt u nou echt € 115.151 zelf houden? Kom op, ik verwacht meer van

U zou ook kunnen toekijken, omdat u niet als een lafaard voor de waarheid wilt vluchten. Af en toe geeft u geld aan Joan en van een afstand neemt u waar hoe ze uw geld uitgeeft. Zij is immers ervaren en kent alle kneepjes. De relatie tussen u en Anand Nagar is als een infuus. Jullie houden elkaar een beetje in leven, omdat jullie elkaar niet los kunnen laten zonder een duidelijk motief. Enerzijds wilt u deze relatie loslaten, maar anderzijds knaagt uw geweten.

Stel u kiest voor participeren en u gaat met het complete bedrag in Anand Nagar allerlei zaken ondernemen voor het goede en algemene nut. U komt na een jaar thuis en de Nederlandse overheid vraagt: ‘Wat heeft u met het geld gedaan?’ Nu heeft u de volgende opties.

  1. U geeft de overheid een schoenendoos met bonnetjes ter waarde van € 115.151. Deze bonnetjes heeft een plaatselijke bewoner van Anand Nagar voor enkele honderden euro’s voor u bij notoire handelaren verzameld, soms door valse druk. Helaas heeft u geen benul van de zwendel, maar het totaal klopt wel en daarmee voldoet u aan de eis van de Nederlandse overheid. U had namelijk geen tijd om bij elke handeling persoonlijk om een bonnetje te vragen. Het was een hectische situatie, de chaos was ongekend. Dit leek u gewoon een zinvolle oplossing. Ze moeten er maar op vertrouwen dat het geld door u juist is besteed.
  2. U geeft de overheid een rapport met getallen en bedragen. Een onafhankelijke Brit, gemakshalve noem ik haar Eva (afgekort van EVA-luation), is ter plaatse op bezoek geweest en heeft de statistiek in de administratie gecontroleerd. Eva was onder de indruk. Om haar beeld te bevestigen kreeg ze een rondleiding in Anand Nagar en in het contact met de lokale bevolking werd het beeld dat zij uit de administratie kreeg bevestigd. Wat u niet weet, is dat achter de rug van u en Eva om de mensen zijn afgekocht om artificieel te zijn. De grootste stroom geld komt namelijk in handen van een plaatselijke charlatan. U heeft geen tijd om de artificiële wereld om u heen te doorbreken, omdat de verzonnen output om u heen het beeld schept van de verwachtingen die u vooraf heeft vastgesteld. De overheid moet maar geloven dat het geld juist is besteed.
  3. U geeft de overheid een schoenendoos met bonnetjes ter waarde van € 115.151 of een rapport met getallen en bedragen. Wat u overhandigt is eerlijk en oprecht verzameld en geeft een realistisch beeld van de output. Deze administratie heeft u enorm veel tijd en 14% van uw budget gekost, bijna € 16.121. U raadt anderen met € 115.151 aan om naar Anand Nagar te gaan.

Waarschijnlijk kiest u optie iii. Er is echter één probleem. In dit gedachte-experiment weet u niet of u zich in optie i, ii of iii begeeft. Welke vragen gaat u stellen om erachter te komen of u in i, ii dan wel in iii zit? Vindt u deze opgave lastig? Iemand die dit ook lastig heeft gevonden is professor Wiebe Bijker.

Zijn verhaal leid ik in met de filosofie van de Fransman René Descartes (1596-1650). Hij woonde in Nederland omdat hij in zijn moederland waarschijnlijk op de brandstapel was gekomen door zijn vernieuwde inzichten. Hij werd bekend door de methodische twijfel, een manier om te zoeken naar waarheid door systematisch aan alles waar je aan kunt twijfelen ook daadwerkelijk te twijfelen. We kennen Descartes door zijn zegswijze ‘ik denk, dus ik besta’. Dit komt voort uit zijn logica dat mensen bedrogen worden door zintuigen en denkbeelden. ‘Wát ik denk is in de meeste gevallen niet waar, maar dát ik denk wel.’[9] Het brein is een kleine dictator die heel autoritair denkfouten, drogredenen, misverstanden en illusies in laat sluipen. Deze filosofie van Descartes betreft de bril waarmee in dit boek naar ontwikkelingssamenwerking is

Wiebe Bijker is een voorbeeld van de onafhankelijke Eva. In het kader van het Nederlandse subsidiestelsel (Medefinanciering II – MFS II) hebben 200 wetenschappers 8000 pagina’s geschreven waarmee ze 200 Nederlandse ontwikkelingsprojecten evalueerden die werden uitgevoerd door 19 allianties van 64 ontwikkelingsorganisaties. Op 2 september 2015 overhandigde Partos-directeur Bart Romijn, als voorzitter van de Stichting Gezamenlijke Evaluaties, officieel de rapporten op het ministerie van Buitenlandse Zaken aan Christiaan Rebergen, directeur-generaal Internationale Samenwerking. De supervisie lag bij Wiebe Bijker, hoogleraar technologie en maatschappij aan de Universiteit Maastricht.

In het zuiden zijn ngo’s extreem hulpafhankelijk, waardoor je een gekunstelde relatie krijgt. In veel ontwikkelingslanden verdienen overheidsfunctionarissen op een ministerie circa € 200,- per maand. Kleine bedragen van enkele duizenden tot honderdduizenden euro’s aan ontwikkelingshulp zouden verhoudingsgewijs in Nederland dezelfde omvang hebben indien wij gratis hulp zouden krijgen van honderden miljoenen. De afhankelijkheidsrelatie wordt hiermee heel intens. Veel ngo’s verzinnen een trackrecord dat iedereen gaat napraten en overnemen. Verzonnen tabellen rollen uit vergaderingen en verschijnen in allerlei flyers waardoor ze plotseling als waarheid worden aanvaard. Hoe vaker een imaginair verzinsel ergens wordt geciteerd – met name een citaat in het westen heeft een hoge geldigheid – hoe meer het gaat renderen en waarde krijgt, totdat mensen het als een waarheid gaan zien. Op een gegeven moment is het zo ver gekomen dat een ngo het niet meer hoeft te bewijzen, maar dat je als criticaster het tegendeel moet bewijzen. De mensen in het zuiden weten heel goed wat westerse journalisten en onderzoekers willen zien en horen. Ze zijn meesters in het creëren van tableaux vivants, waarbij soms hele scholen worden gemobiliseerd om zaken in scène te zetten. Veel mensen worden afgekocht om verhalen te vertellen over hoe fantastisch het is. Voor weinig geld (weinig vanuit westers perspectief) wordt een artificiële omgeving gecreëerd met imaginaire verzinsels. Kortom, het bestaat niet.

Alles dat wordt beweerd, van het trackrecord van een ngo tot aan de output van een project, moet worden bewezen. Ten eerste moeten onderzoekers een blokkade opwerpen bij peerreviews. Het is namelijk helemaal niet interessant wat mensen beweren. Een goede wetenschapper twijfelt te allen tijde. Een goede wetenschapper is niet vriendelijk voor statistiek. Een goede wetenschapper heeft geen interesse in een ‘leuke’ of ‘vriendschappelijke’ binding met de doelgroep die hij/zij onderzoekt. Op het moment dat er maar enigszins een binding is met een actor, verdwijnt de wetenschappelijke neutraliteit als sneeuw voor de zon en wordt de gunfactor groter.

Ten tweede kun je data bewijzen door telling, al dan niet steekproefsgewijs. Mijn twijfel zit in beweringen. Wordt data zomaar overgenomen? Worden trainingen geteld (welke persoon heeft op welke data een training bijgewoond, zijn hier lijsten van en zijn middels een steekproef enkele personen bezocht?) Worden hardware geteld (en zo ja, is er een lijst van bezochte hardware?) De 8000 pagina’s laten nergens een telling zien en we kunnen ons ernstig afvragen of alles wat door de ngo’s beweerd wordt niet slaafs is overgenomen.

Het overnemen van statistiek of het overnemen van beweerde statistiek zonder een wetenschappelijke proeve heeft geen waarde. Wetenschappelijk krijgt het dan de indicatie onwaar.

Ik geef een voorbeeld uit het Country Report Bangladesh. ‘Our qualitative interviews confirmed our quantitative analysis in that there was a strong endorsement of the effectiveness and comprehensiveness of the different trainings and awareness raising activities around health and sexual and reproductive rights’ (pagina 39). Wie is wanneer naar deze training geweest? Ik kan dit nergens vinden.

Nog een voorbeeld: ‘An increase in the number of children with disability being enrolled in schools’ (pagina 142). Is er een lijst van kindernamen gezien en gecontroleerd? Zijn dit verzonnen namen of bestaande personen? Hoe is dit gecontroleerd? Kan ik deze lijsten inzien voor een check? Op deze manier kan ik honderden voorbeelden noemen met steeds dezelfde vraag die ontspruit uit het begrip ‘telling’.

Indien een telling niet is afgenomen, kun je spreken van een artificiële omgeving met imaginaire verzinsels. Door iets te beweren bestaat iets niet. Door het keer op keer te citeren, wordt iets dat onwaar is, niet beetje bij beetje meer waar. Niet het tegendeel van een bewering moet worden bewezen, een bewering moet worden bewezen. Het overnemen van statistiek of het overnemen van beweerde statistiek zonder een wetenschappelijke proeve heeft geen waarde. Wetenschappelijk krijgt het dan de indicatie onwaar.

Evaluaties gebaseerd op peerreviews houden niets minder in dan het reproduceren van datgene dat beweerd wordt. Daarbij meent een westerling te leunen op het waarheidsgehalte binnen een rechtschapen en vertrouwelijke vriendschapsrelatie. Dit is dé bottleneck van dit onderzoek, want het strookt totaal niet met de geschetste afhankelijkheidsrelatie en het cultuurgoed in het zuiden. Ik heb contact gezocht met Bijker en hij schrijft mij: ‘Een zorgvuldige peerreview door de beste internationale experts heeft de wetenschappelijke kwaliteit van de evaluaties vastgesteld en die evaluaties zijn genuanceerd positief over de Nederlandse ontwikkelingsinterventies.’ Hoe goed je mensen ook zijn, als je methode onjuist is, dan ben je wetenschappelijk gezien doelloos en ondienstig.

Zelf heb ik het vermoeden dat westerse onderzoekers ‘lastige vragen’ gewoonweg niet durven te stellen. Ze kiezen liever voor een vriendschappelijke relatie waarbij actoren in het zuiden bereidwillig zijn om mee te werken. Ik heb vele onderzoekers met elkaar enthousiast horen praten, niet over de resultaten, maar over het feit dat er een amicale vertrouwensband is opgebouwd zodat de bereidwilligheid om informatie te geven of rapporten in te laten zien hoger is geworden. Hoe lastiger de vragen die een onderzoeker stelt, hoe stroever de vertrouwensband wordt. Echter, een stroeve en bureaucratische houding is slechts een van de wapens die mensen in het zuiden gebruiken als inruilfiche. Daarnaast maken actoren in het zuiden met een amicale binding de wetenschappelijke neutraliteit kapot, zodat hun artificiële houding en imaginaire verzinsels geloofwaardiger worden. Kortom, het is een spel. Westerse onderzoekers detecteren totaal niet dat ze onderdeel zijn van een spel en dat ze dientengevolge worden

De impact van onderzoekers als Eva (in dit geval Bijker) is een bottleneck van ontwikkelingssamenwerking, omdat zij denkbeelden verstevigen vol met aannames en zonder bewijslast. De mensen in het zuiden zijn meesters in het bedriegen van zintuigen die ons op het verkeerde been zetten, omdat zij weten dat Westerlingen ervan uitgaan te zien wat ze willen zien, te horen wat ze willen horen. Ik zal in de boek meerdere voorbeelden hiervan noemen.

Dit hoofdstuk begon met getallen en bedragen van ontwikkelingssamenwerking en mijn advies is om deze te vergeten. Over enkele jaren is het old school en staan de accenten weer een heel andere kant op. De getallen en bedragen in de introductie en het verhaal van Bijker maken wel iets duidelijk. Ze leggen namelijk drie problemen bloot. Eén: we stellen niet de juiste controlevragen over output. Twee: de Nederlander is, naast het beste jongetje van de klas, goedgelovig. Drie: de schuldcultuur tiert welig in Nederland.

Zittend naast Joan in Anand Nagar zou ik antwoorden met een stelling waar ze zelf over mag nadenken.

“I think in life a person really has three choices: loyal to your job, loyal to your target audience, loyal to your output.

Resumerend

  • De geldgevende landen twijfelen te weinig aan de juistheid van getallen en bedragen.

Dit artikel is onderdeel van het boek Waarheidsvinding en Ontwikkelingssamenwerking.

[1] CBS.

[2] Ibid.

[3] Ibid.

[4] Let op: bedrag in USD.

[5] OECD, citaat website en History of the DAC 0,7% ODA-Target, DAC Journal 2002, Vol 3 No 4, pages III-9 –III-11.

[6] https://www.parlement.com.

[7] Ter vergelijking: in 2016 is de Nederlandse overheidsschuld €.466 miljard, €.27.000 per Nederlander.

[8] Dambisa Moyo, Dead Aid: Why aid is not working and how there is a better way for Africa, p. 28.

[9] René Descartes en Elisabeth van de Palts, Briefwisseling, p. 12.

 

Geef een reactie

Jouw e-mailadres wordt niet gepubliceerd. Verplichte velden zijn gemarkeerd met *

De volgende HTML tags en attributen zijn toegestaan: <a href="" title=""> <abbr title=""> <acronym title=""> <b> <blockquote cite=""> <cite> <code> <del datetime=""> <em> <i> <q cite=""> <strike> <strong>