In een langdurige samenwerking tussen de Nederlandse Dansdagen en Theaterkrant wordt jaarlijks in ‘De Staat van de Dans’ teruggeblikt op het voorbije seizoen. Wat zijn de opvallende punten, de pijnlijke kwesties en de hoopgevende ontwikkelingen? Op verzoek van de organisatie opent criticus Annette Embrechts deze samenwerking met haar visie op de Dansstaat: 2024-2025. Ze constateert een tekort aan mentoren, merkt op dat veel dansmakers inspiratie putten uit de stemmen van voorouders, ziet hoe gezelschappen klassieke werken vernieuwend terugbrengen, maar raakt het overzicht kwijt door de vele nieuwe formats voor jong talent.
Mentoren gezocht
Ze lag roerloos en vredig in een open kist op het podium van de grote zaal van het Internationaal Theater Amsterdam. Het was duidelijk; ze was overleden. Haar handen, zo vaak gebald in haar choreografieën, rustten nu gevouwen op haar stille borst. Begin juni nam een volle schouwburg ontroerd afscheid van de Nederlands-Hongaarse choreografe Krisztina de Châtel (1943-2025), die een indrukwekkend repertoire van dansvoorstellingen met eindeloze herhalingen van mathematische bewegingen en hypnotiserende dynamiek achterliet, steeds in gevecht met artistieke hindernissen.
Ze was vurig en eigenzinnig, vastberaden en veeleisend, maar ook betrokken, nieuwsgierig en toegewijd. Een strijder voor haar dansers, een mentor voor jonge choreografen. Altijd op zoek naar nieuw talent: dansers, kunstenaars, musici, choreografen. Daarom bevond ze zich vaak in het publiek of in de zaal waar ze nu lag opgebaard. Haar afscheid was bijzonder omdat de zaal gevuld was met vele generaties, van pas afgestudeerden tot bijna negentigjarigen, van beginnende makers tot gevestigde namen, van recensenten tot directeuren. Voormalig danseres en choreografe Ann Van den Broek prees De Châtel als een grote inspiratiebron en herinnerde zich de liefdevolle strijd met haar oermoeder: een mentor zonder wie ze nooit had durven creëren.
Een ander voorbeeld van levend mentorschap was Jan Zoet (1958-2024), ‘Ridder voor de kunsten’, die eind vorig jaar veel te vroeg overleed. Kranten stonden vol rouwadvertenties die getuigden van zijn onvermoeibare inzet voor de culturele sector. Op sociale media werd hij vaak genoemd als mentor, dankzij zijn bereidheid om tijd te maken voor gesprekken, advies, tips, het openen van netwerken en het wijzen op kansen.
Dit informele mentorschap wint aan invloed en belang binnen de danswereld, en is iets wat bijvoorbeeld de hiphopgemeenschap goed kent door figuren als Lloyd Marengo, Andrey ‘Drosha’ Grekhov, Marco Gerris, Alida Dors en Shailesh Bahoran, om er enkele te noemen zonder anderen tekort te doen.
Grote gaten
Het afgelopen seizoen liet de zware gevolgen zien van de vierjarige subsidieronde voor het dansveld. Bijna iedereen heeft opnieuw de veeleisende, uitputtende en papieren pirouette moeten uitvoeren om door het complexe systeem van meerjarige kunstensubsidies te komen. Hierbij zijn pijnlijk veel midcareer makers gestruikeld, en blijkt een organische en diverse doorstroming in de danssector steeds moeilijker, zoals al vaker is aangekaart. Er ontstaan grote gaten in wat in beleidstaal ‘de keten’ wordt genoemd, wat idealiter een goed functionerend ecosysteem zou moeten zijn: van opleiding tot maker, van jong talent tot internationale top, van thuisbasis tot gezelschap, van educatie tot participatie, van jeugd tot amateur, van productie tot festival en van podium tot publiek.
Een oproep tot actie van de verenigde danssector benoemt de problemen, luidt de noodklok, probeert klokken te laten luiden, maar constructieve reacties vanuit politiek, fondsen en financiers blijven uit. Ironisch genoeg lijken dit niet de instanties te zijn waar op korte termijn veel van verwacht kan worden, gezien de kille wind die waait. Op lange termijn moet de druk opgevoerd blijven om een betere en stabielere infrastructuur voor cultuur en een vitale danscultuur af te dwingen. Voor nu moeten we vooral kijken naar wat het dansveld zelf kan doen, zoals elkaar meer ondersteunen en de onderlinge banden aanhalen. Een praktisch en effectief middel hiervoor kan het eerdergenoemde informele mentorschap zijn.
Verstopte draaideur
De danswereld, die per definitie bestaat bij de gratie van dynamiek en beweging, begint steeds meer de vorm van een verstopte trechter aan te nemen. Makers die jarenlang hebben geïnvesteerd in een stabiele basis voor experiment en ontwikkeling zijn on hold gezet of op achterstand gezet. Het aantal choreografen dat theaters met een grote zaal kan bedienen, is op een paar handen te tellen. Het aantal jonge makers blijft zienderogen toenemen, mede dankzij de Regeling voor Nieuwe Makers, terwijl het pad om verder te komen steeds smaller wordt. Waar moeten al die makers – inmiddels lang niet meer allemaal beginnend – die afgelopen seizoen in een ‘double’ of ’triple bill’ te zien waren, in de nabije toekomst naartoe?
Het is bijna onmogelijk, zelfs voor een nieuwsgierige criticus, om het grote aantal formats waarbinnen beginnende dansmakers zich kunnen profileren bij te houden. Het overzicht is zoek. Vanzelfsprekend is het belangrijk om eigenzinnig talent zo goed mogelijk te ontwikkelen, brutale performers van nu te laten zien en jonge choreografen een kans te geven hun eigen signatuur te ontdekken. Recensenten willen dit graag op de voet volgen, maar hoe? Wie kies je om aandacht aan te besteden? Wat is iemands perspectief op de lange termijn? Racet die wielerwaaier aan diversiteit zich over drie jaar niet weer kapot op dat stroeve draaideurtje met die piepende scharnieren? En wie mag of moet dan weer voor poortwachter spelen?
Een greep uit de bijna duizelingwekkende formats van afgelopen seizoen waar in kranten vaker niet dan wel over is geschreven: Fringe Festivals, New Moves van Het Nationale Ballet en de Junior Company, Here we Live and Now van Korzo en Nederlands Dans Theater (NDT), Danslokaal van Conny Janssen Danst i.s.m. Dansateliers en Korzo, het reizende festival van Moving Futures, de Poetic Disasters Club van NITE en Club Guy & Roni, Vier x Vier van Theater aan de Rijn, Right About Now Inc, Festival Cement, Afrovibes, Next van ICK Amsterdam, Julidans Next, Breakdance Convention, DansClick, CaDance Festival, Jonge Harten, Generation2, SALLY’S Danslab on Tour, India Dance Festival, Co-Lab, Talent On The Move, Young Creatives, associate artists, finalisten en productieprijswinnaars van Rotterdam International Duet Choreography Competition en dan nog de aanwas via festivals als Spring, Nederlandse Dansdagen, Summer Dance Forever, O., Theaterfestival Boulevard, What You See, Holland Dance Festival, Noorderzon, schrit_tmacher, Cultura Nova, Urban Dansdagen, IBE, Haarlemse Dansdagen, Made in Rotterdam van Scapino Ballet Rotterdam enzovoort. De lijst is nog langer wanneer cross-overs met andere kunstdisciplines worden meegerekend zoals gepresenteerd tijdens circus- en (muziek)theaterfestivals, met bovendien veel live muziek. Hebben we om te beginnen niet ook meer recensenten nodig om dit alles kritisch te kunnen beschouwen?
Individueel dragen die formats allemaal bij om ruimte te creëren voor een robuuste diversiteit aan talent, van autodidact tot opgeleid. Maar hoe moet dit potentieel, als we niet durven kiezen, ooit zijn weg vinden naar een gezonde praktijk van voldoende (festival)optredens, publiek, pers en podia? Artistiek leiders van gezelschappen nemen heus hun verantwoordelijkheid, neem mensen als Conny Janssen, Ed Wubbe, Ted Brandsen, Roel Voorintholt, Emily Molnar, Marco Gerris, Alida Dors, Guy Weizman & Roni Haver, om er wederom een paar te noemen zonder anderen tekort te doen. Maar kunnen ze, bijvoorbeeld wanneer ze afzwaaien vanwege hun pensioen, misschien dat informele mentorschap stevig op hun schouders nemen? Hoe zorgen we anders dat de broodnodige beweging niet bevriest? Herinneren we ons nog hoe Alida Dors in 2022 zowel de Staat van de Dans als de Staat van het Theater op zich nam en daarbij haar boodschap met haar performance belichaamde door continu in beweging te zijn. ‘We moeten bewegen, vol overgave’, benadrukte ze: ‘We move!’
Ruimte delen
Diezelfde opdracht geldt ook de theater- en dansjournalistiek. Zeker in de dans gaat de aanwas van nieuwe schrijvers niet gelijk op met de toename aan nieuwe perspectieven. Ook hier rust de verantwoordelijkheid om kritisch te beschouwen op te weinig schouders en bepalen te weinig stemmen het discours in de pers. Ook hier is informeel mentorschap belangrijk, alsook de wil om schaarse ruimte te delen, al is die klein en is het pittig er een boterham mee te verdienen. Neem een stem als Mina in de Volkskrant en Theaterkrant, zij schrijft vanuit een ander perspectief en brengt naast een verjonging ook een verrijking mee, plus een belofte voor continuïteit in de toekomst. Echter ook hier geldt: delen vermeerdert. Een gezonde nieuwsgierigheid naar elkaars bevindingen en beroepspraktijk, in combinatie met informeel mentorschap, kan ook hier verschil maken. En ja, dit is ook een oproep aan andere ervaren journalisten om belangrijke posities waar mogelijk te delen. En ja, dit is ook een oproep aan de hiphopcommunity om zelf schrijvers en recensenten op te leiden. Wie neemt de handschoen op om als betrokken criticus ook de eigen gemeenschap van kritiek, reflectie en archivering te voorzien? Hoe zetten we, in het voetspoor van bijvoorbeeld good old Janny Donker, voldoende schouders onder deze gezamenlijke verantwoordelijkheid?
Voorouders gevonden
Waar steun voor de toekomst wordt gezocht, is die het afgelopen seizoen wel opvallend vaak in het verleden gevonden. Talloze voorstellingen getuigden van het belang om vooruit te kijken door op schouders te staan en terug in de tijd te cirkelen, of dat nu was door klassiekers te revitaliseren of ongehoorde stemmen van (voor)ouders te versterken. Alida Dors groef in (Sur)render bij Theater Rotterdam naar de wortels van haar oermoeder, nadat ze een jaar eerder met het dansconcert Closed Eyes een pijnlijke koloniale geschiedenis boven water had gehaald.
De sociaal bewuste choreograaf Dalton Jansen nam in Jah!, genomineerd voor een Zwaan voor de meest indrukwekkende dansvoorstelling, de complexe relatie met zijn vader onder de loep voor een voorstelling over de mores in de rastafari-cultuur, een levenshouding van eenheid, liefde en verzet tegen het opgelegde systeem. Junadry Leocaria maakte met Mi Pret’i Wowo een duet met haar vader – een voormalig profdanser – als meerstemmige zoektocht naar vergiffenis, verbinding, compassie, heling en liefde. Roshanak Morrowatian en Mami Izumi onderzochten als tegengestelde danspersoonlijkheden in het gloedvolle Alphabets of flesh wat ontheemding betekent, hoe een thuisgevoel wordt gevoed en wat een lichaam ‘in diaspora’ meetorst.
Deze artistieke en vaak persoonlijk gedreven belangstelling voor (voor)ouderlijke tradities grijpt niet zelden terug op non-verbale, collectieve, premoderne kennis, doorgaans in de vorm van performances, rituelen, aanroepingen of ceremonies. Welke disciplines lenen zich hier beter voor dan dans en muziek, zou je zeggen? Tegelijkertijd rijzen er uitdagende vragen: wiens voorouders worden ingeroepen en met welk doel?
Voor critici is het een uitdaging deze voorstellingen in woorden te vatten. Soms zijn ze overweldigend, soms anti-esthetisch, soms pijnlijk, soms spiritueel. Deze ancestral avant-garde (een term gemunt door de Britse kunsthistorica en critica Claire Bishop) komt vaak voort uit systematische onderdrukking van het niet-witte, het zwarte of inheemse lichaam. De beperkte bril van het westerse rationalisme vertroebelt de verslaglegging hiervan. Daardoor communiceert het moeizaam. Laten we samen een kritisch vocabulaire ontwikkelen voor een zorgvuldige benadering van deze optredens, die ingesleten kijkgewoontes doorbreken en niet zelden een openheid voor het spirituele vereisen en soms ook voor participatie.
Levend verleden
Op een andere manier vond vorig seizoen een opvallende zoektocht plaats naar het verleden, in het licht van het heden, met een oog op de toekomst. Een opvallend aantal dansklassiekers werd her-opgevoerd, niet alleen choreografieën uit het belangrijke oeuvre van grootmeesters als Hans van Manen en Jiří Kylián (bij die laatste tekende overigens niet NDT maar een Noors gezelschap voor een groots retrospectief). Ook de windmachines – een meermaals terugkerend rekwisiet het afgelopen seizoen! – uit Typhoon (1986) van Krisztina de Châtel maakten een kleine veertig jaar later bij de strijdbare mens nieuwe stormkracht los, in een bejubelde vertolking door Introdans. De dansers Beppie Blankert (1949) en Caroline Dokter (1957) lieten veertig jaar na de wereldpremière van Dubbelspoor (1986) zien hoe een sterk voorstellingsconcept keer op keer een nieuwe lading kan krijgen. In 1986 leek dit vrouwenduet op een verlaten stationsbankje te gaan over de aarzeling het leven te omarmen. Een mannelijke versie werd daarna een ode aan de durf stil te staan bij emotionele reflectie. Weer later ademde een man-vrouwvertolking de breekbaarheid van een kwetsbare liefdesrelatie. En in 2025 maakten de inmiddels flink ouder geworden Blankert en Dokter er weer een lichtvoetige beschouwing van, over het verlies aan levenskracht. Zo houd je een dansverleden levend.
Ook de griezelig goede uitbreiding van zeven naar 28 duistere danszielen van Sharon Eyals choreografie Into the Hairy (2023), een XL-versie vertolkt door S-E-D en Nederlands Dans Theater (NDT), pakte afgelopen seizoen mooi uit. De groep, die een onheilspellend monster in de bek leek te kijken, behaalde een primeur: voor het eerst werden 28 dansers samen genomineerd voor één Zwaan voor de meest indrukwekk
Vergelijkbare berichten
- Rainer Hofmann als programmeur: Nieuwe koers voor het Holland Festival!
- Anne Breure en Sadettin Kırmızıyüz onthullen toekomst theater: Staat van het Theater 2025!
- Nederlandse Theater Festival Nieuwigheid: Nu Ook Een Muziektheaterprijs!
- Ronald Wintjens neemt afscheid: 10 jaar aan het roer van Nederlandse Dansdagen!
- Ontdek wie: Deze acteur scoort grote rol in Flikken Rotterdam!

Loes Bakker is onderwijsspecialist met jarenlange ervaring in beleid en praktijk. Haar bijdragen gaan over vernieuwing, digitalisering en pedagogische kwesties in het onderwijs. Ze legt onderwijsontwikkelingen kritisch bloot, altijd met een hart voor leerlingen, leerkrachten én een toekomstgericht onderwijssysteem dat iedereen gelijke kansen biedt.